Beetle Juice (1988)

Regie: Tim Burton | 92 minuten | actie, horror, komedie, avontuur | Acteurs: Alec Baldwin, Geena Davis, Annie McEnroe, Maurice Page, Hugo Stanger, Michael Keaton, Rachel Mittelman, Catherine O’Hara, Jeffrey Jones, Winona Ryder, Glenn Shadix

Laat het maar aan Tim Burton over om de wereld der doden interessanter en vermakelijker te maken dan die der levenden. De regisseur is altijd aangetrokken geweest tot donkere personages en verhalen en met ‘Beetle Juice’ kan hij alle registers opentrekken. Beetlejuice, een doldwaze rol van een hevig onder de schmink verkerende Michael Keaton, springt als een onsmakelijk, geflipt, maar ergens wel charmant duiveltje door de film heen, wachtend op iemand die drie keer achter elkaar zijn naam uit wil spreken, zodat hij helemaal los kan gaan met zijn poppenkast en de levenden de stuipen op het lijf kan jagen. Maar dit is geen horrorfilm. Aanvankelijk zou Wes Craven de film regisseren, maar Burton besefte het komisch potentieel van het verhaal en zag het als een mogelijkheid om lekkere lugubere en macabere grappen over de kijker uit te storten. Dat de film daarnaast ook nog vrolijk en sympathiek is, is een welkome bonus.

‘Beetle Juice’ is overduidelijk een Burton-film, zowel wat betreft zijn eigen voorkeur voor sommige personages, als de thematiek en het uiterlijk van de film. De neerslachtige “Goth”-dochter Lydia, met monotone stem en wallen tot op haar enkels, is één van de heldinnen van de film, degene die open staat voor de andere dimensie en meteen contact weet te leggen met het overleden stel in het nieuwe huis, gespeeld door Alec Baldwin en Geena Davis. Ook deze laatsten behoren tot de sympathieke personages. Zij worden de geesten die de nieuwe (levende) bewoners weg proberen te jagen, maar wat ze ook proberen: zonder hoofd rondlopen, het vel van hun schedel aftrekken: de nieuwe bewoners, ijskoude beeldhouwend kunstenares Delia (Catherine O’Hara) en de onverschillige Charles (Jeffrey Jones) zien ze gewoon niet. Totdat het stel de hulp inroept, na eerst in een soort wachtkamer voor doden te hebben gezeten – waar allerhande vreemd uitziende wezens en overledenen zich ophouden -, van Beetlejuice zelf. Dit mannetje is een soort anti-exorcist: hij drijft geen geesten uit voor levenden, maar levenden voor geesten.

De wachtkamer van de doden, de schemerdimensie met gigantische zandwormen waar Adam en Barbara terechtkomen wanneer ze hun huis verlaten, en de kapriolen van Beetlejuice zelf, bieden mogelijkheden te over voor Burton om zijn ongebreidelde fantasie weer eens de vrije loop te laten. Dat betekent overledenen met hele kleine hoofdjes, groen uitgeslagen receptionistes, Barbara met een enorme vogelbek en tong met oogjes erop, en een trapleuning die in een gigantische slang met duivels gezicht met scherpe tanden verandert. Ook Burtons voorliefde voor het expressionisme komt mooi naar voren in de schots-en-scheve decors in een gang van de wachtruimte.

De blue-screen shots vallen (tegenwoordig) wel heel erg op en beesten als de zandwormen zijn weinig beangstigend, maar de stop-motion animatie is altijd boeiend om in werking te zien. Dit handwerk blijf toch altijd zo zijn eigen charme houden. Er zit ook aardig wat vrolijkheid in de film door middel van de dans/muziekscènes, zoals die waarin een hele tafel met gasten letterlijk bezeten raakt en een idioot dansje opvoert, eerst nog tegen hun zin maar vervolgens vol overgave, met schuddende billen en zwaaiende armen. De rol van Beetlejuice vormt Michael Keatons meest bizarre optreden ooit, en hij geeft zich ook helemaal. Niet altijd om je te bescheuren van het lachen, maar wel altijd met een bewonderenswaardige en aanstekelijke energie. Het wordt een ware anti-held, maar het is mooi dat ook de normale geesten Barbara en Adam de sympathie en de uiteindelijke voorkeur van de regisseur verdienen. Er blijkt zo toch een vrij conventionele warmte in de film te zitten, die zelfs enigszins aandoenlijk is. Barbara en Adam willen namelijk graag een kind – en waren daar samen nog niet in geslaagd – en adopteren in feite de depressieve Lydia, die zelf ook behoefte heeft aan ouderfiguren die haar begrijpen en duidelijk om haar geven. Het is te betreuren dat het uiteindelijke échte verschijnen van Beetlejuice – en zijn beloofde anarchistische achtbaanrit – op een tamelijke anticlimax uitdraait en het geheel door middel van een abrupte “deus ex machina”-constructie wordt opgelost, maar de film als geheel is toch erg vermakelijk, en buitengewoon origineel. Het is een unieke film die droogkomisch, luguber, bizar, maar ook vertederend is. Een échte Burton dus.

Bart Rietvink

Waardering: 3.5

Bioscooprelease: 22 december 1989