Blind Fury (1989)

Regie: Philip Noyce | 83 minuten | actie, drama, komedie, avontuur | Acteurs: Rutger Hauer, Brandon Call, Noble Willingham, Lisa Blount, Nick Cassavetes, Rick Overton, Randall ‘Tex’ Cobb, Charles Cooper, Meg Foster, Shô Kosugi, Paul James Vasquez, Julia González

Het is onmogelijk om weerstand te bieden tegen een film als ‘Blind Fury’. Het is een lekkere losse actiekomedie met onze enige echte Rutger Hauer in de hoofdrol. Noem het chauvinisme, maar het geeft een grote kick om deze onvervalste filmheld een half legertje bad guys af te zien slachten of (soms vrij letterlijk) het bos in te zien sturen. Niet slecht voor een blinde. Bovendien verliest hij, ondanks alle onheil en slechte, moorddadige types om hem heen, nooit zijn gevoel voor humor. De halve film loopt hij rond met een glimlach op zijn gezicht, en als dit niet het geval is, stort hij zijn hart uit of probeert hij de mensen om hem heen moed in te praten. Kortom, een personage dat je wel in je hart moét sluiten.

‘Blind Fury’, een film gebaseerd op de Japanse legendes rondom ‘Zatoichi’, een onoverwinnelijke blinde zwaardvechter, heeft echt zo’n typische, luchtige jaren tachtig actiefilmvibe. De plot is vergezocht, de actie is snel en opwindend, de schurken zijn vleesgeworden stripfiguren, de one-liners zijn cheesy maar (daarom) toch vaak grappig, en alles ademt een lekker pulpy sfeer uit. Het is het type film dat vermakelijk kan zijn, maar net zo goed hopeloos ten onder kan gaan als er geen geschikte figuur is die deze idioterie kan verkopen aan de kijker. En dan komen we toch weer uit bij Rutger Hauer, die precies de juiste combinatie van charme, humor, en fysieke capaciteiten heeft om de rol, en daarmee de film, te doen slagen. Ook niet onbelangrijk: Hauer kan ook nog eens acteren. Dat zorgt ervoor dat hij van Nick Parker een geloofwaardig personage maakt. Als kijker geloof je zijn blindheid, zijn emoties en dramatische achtergrond, kun je meelachen met zijn momenten van slapstick- of verbale humor, en krijg je zelfs de indruk dat hij écht een goede zwaardvechter is. Bepaald geen slechte prestatie.

Natuurlijk verdient regisseur Philip Noyce (bekend van ‘The Bone Collector’, ‘The Quiet American’, en ‘Salt’) ook enige krediet. Toegegeven, het is een vergezocht en weinig verrassend verhaal, maar hij weet er het beste van te maken. De film is lekker vlot, heeft de juiste balans tussen humor en actie, en heeft leuk en origineel gechoreografeerde vechtscènes, goed gebruik makend van de blindheid van het hoofdpersonage en met de nodige humor als smaakmaker. Een goed voorbeeld is een confrontatie tussen Nick en een groepje bad guys (onder leiding van de sigaarzuigende baardmans Randal ‘Tex’ Cobb, ook al zo’n oerslechterik in de Coens’ ‘Raising Arizona’) in een maïsveld, waar Nick optimaal gebruik maakt van de onoverzichtelijkheid van zo’n veld voor zijn tegenstanders en door slimmigheidjes zoveel verwarring weet te zaaien, dat de helft van de groep elkaar om zeep helpt en de rest zich bijna als vanzelf op zijn zwaard stort. (Observaties zoals het eten van een zak popcorn [in het maïsveld] door een van de schurken maken daarnaast duidelijk dat deze film zeker niet serieus genomen moet worden.) Een lekkere combinatie van humor en mooi gefilmde actie, deze krachtmeting.

Ook leuk is de spannende vechtscène aan het einde van de film, tussen Hauer en Sho Kosugi, een beroemde Japanse martial arts-acteur, waarin Nick eindelijk zijn gelijke lijkt te hebben gevonden in de kunst van het zwaardvechten. Rond een bubbelbad, dat al snel onder stroom komt te staan, en vallend door glazen wanden heen, vechten deze twee vechtkunstenaars het uit. Maar ook hier is ruimte voor kleine momenten van humor of onverwachte wendingen. Zoals een zwaard dat Nick wordt toegeworpen – getoond in geijkt slow motion – en net wordt gemist, en Nick die middenin een gevecht het gezicht van zijn tegenstander betast en met een glimlach op zijn gezicht constateert: “Een Japanner, hè?” Maar ook te verwachten situaties als een scène waarin Nick achter het stuur van een auto kruipt en, met enige navigatiehulp, door drukke straten scheurt, is leuk door de wijze waarop Hauer dit acteert, met zichtbaar plezier en aanstekelijke energie.

Dat is ook kort gezegd wat zo leuk is aan ‘Blind Fury’: de aanstekelijke energie die Hauer en de film als geheel uitstralen. Dan maakt het allemaal vrij weinig uit dat het verhaal weinig echte spanning of verrassingen bevat, er wel erg veel slapstick en cheesy synthesizer muziek aanwezig is, en het kind (Brandon Call, Hobie uit “Baywatch”) soms best op de zenuwen werkt. Dit is Hauer in optima forma als pulpy actieheld. Wordt het niet eens tijd voor ‘Blind Fury: The Revenge’?

Bart Rietvink