Block Party – Dave Chappelle’s Block Party (2005)

Regie: Michel Gondry | 99 minuten | muziek, komedie, documentaire | Acteurs: Dave Chappelle, Kanye West, The Roots, Erykah Badu, Central State University Marching Band, Mos Def, Talib Kweli, Dead Prez, Common, Jill Scott, The Fugees

Wie bij het horen, of lezen, van de titel ‘Dave Chappelle’s Block Party’ verwacht met een tot speelfilmlengte opgerekte versie van Chappelle’s eigen comedy show geconfronteerd te worden komt bedrogen, en waarschijnlijk teleurgesteld, uit. Echter, als je een liefhebber bent van soul- en rapmuziek – van het rauwe, pure soort – dan zou de film wel eens een heel aangename verrassing kunnen zijn. ‘Dave Chappelle’s Block Party’ is namelijk niets minder dan een onvervalste concertfilm in de stijl van ‘Wattstax’, met een line-up waarvan iedere rechtgeaarde hiphopfan gaat watertanden. Maar naast vooral veel muziek, is er ook ruimte voor sociaal en maatschappelijk engagement, zowel in de muziek zelf, als in de gesprekken eromheen.

Geen simpele concertfilm, maar een buurtfeest in Bed Stuy, Brooklyn; de plek waar Spike Lee zijn ‘Do the Right Thing’ situeerde. Chappelle wilde aanvankelijk de film ergens in een zaal laten plaatsvinden, of Central Park in New York, maar toen regisseur Gondry suggereerde om de muziek terug naar zijn oorsprong te brengen, naar de mensen zélf, wist hij dat dit de juiste manier was. De muziek was immers ontstaan vanuit stadsdelen als Brooklyn, en niet in Manhattan. Het moest geen gelikte, overgeproduceerde show worden met veel promotie eromheen (Chappelle wilde alles zo geheim mogelijk houden), maar een uit de kluiten gewassen buurtfeest die de ziel en wortels van de muziek zou vertegenwoordigen.

En dit is erg goed gelukt. Michel Gondry, bekend als regisseur van de visueel opmerkelijke film ‘Eternal Sunshine of the Spotless Mind’, maar ook van creatieve videoclips van artiesten als Björk, en Daftpunk, blijft hier verrassend op de achtergrond. Geen stilistische hoogstandjes, maar een nederige fly-on-the-wall benadering, die vooral de muziek, de artiesten, en de buurtbewoners laat spreken. Ook is er niet gepoogd om middels de montage op artificiële wijze ritme te creëren: dit zou alleen maar averechts werken. De muziek is namelijk al opwindend genoeg, en als je daarnaast een idee en gevoel wil krijgen hoe de toeschouwers alles ervaren, is een videoclipbenadering niet aan te raden.

Qua structuur heeft Gondry ervoor gekozen om beelden van de optredens op de grote dag zelf af te wisselen met eerder opgenomen beelden van Chappelle die met buurtbewoners praat of repetities houdt met de artiesten. We zien hoe Dave naar zijn eigen geboorteplaats Ohio gaat, om daar gouden tickets uit te delen, waar de gelukkige bezitter gratis met de bus mee naar Brooklyn mag om het concert bij te wonen, overnachting en maaltijden inbegrepen. Hier zitten bij: een reclasseringsambtenaar, een oude (blanke) vrouw die in het kruidenierswinkeltje werkt waar Dave wel eens sigaretten haalt, twee jongens op weg naar de golfbaan, een oude man met gehoorproblemen, en een voltallige marcheerband. Op ontspannen wijze beweegt Chappelle zich tussen deze mensen, hier en daar een grappige opmerking plaatsend. Hij blijkt vooral erg geliefd te zijn bij oude mensen – “dan moet je toch iets goed doen”, zo merkt hij op. Het is mooi te zien hoe hij iedereen bij dit concert wil betrekken, jong, oud, blank, zwart, terwijl het buurtfeest tegelijkertijd een eerbetoon is aan de zwarte gemeenschap waar de muziek vandaan is gekomen, en een poging om hier saamhorigheid en positiviteit te bevorderen.

In Bed Stuy zelf bezoekt Chappelle een kinderdagverblijf, dat letterlijk en figuurlijk het hart vormt van het concert, dat er feitelijk omheen is gebouwd. Rapper Notorious B.I.G., of Biggie Smalls, blijkt hier zijn kindertijd te hebben doorgebracht, en Dave praat met de kinderen die er nu zitten, en met oud-collega’s en vrienden van Smalls. De vraag wie Smalls nu eigenlijk vermoord heeft, passeert ook even de revue. Maatschappelijke of politieke kwesties komen vaker naar voren, bijvoorbeeld via de zoon van een vermoord Black Panthers lid, die op het podium oproept tot de vrijlating van enkele zwarte gevangenen, of wanneer Dave praat over de teksten van rapact Dead Prez, die te kritisch zijn – op de regering, of rassenverhoudingen – om op de radio gedraaid te worden. Maar op het podium in Bed Stuy spelen ze het dak eraf, ondersteund door een uitstekende huisband met een jazzy, funky vibe, onder de bezielde leiding van Roots-drummer Ahmir Thompson.

Over de artiesten gesproken, dit zijn niet de minsten. Het begint meteen goed met hitkanon Kanye West, wiens ‘Jesus Walks’ op veel bijval van het publiek kan rekenen en, vooral ook door de begeleiding van de marcheerband, veel indruk maakt. En als extraatje verzorgt John Legend nog wat geïmproviseerde zang bij het nummer. Maar hier stopt de kwaliteit niet. Integendeel: artiesten als The Roots, Big Daddy Kane, Mos Def, en Common leggen de lat steeds hoger wat rapacts betreft, terwijl Jill Scott en Erykah Badu, zich van hun soulvolle kant laten zien. Soms vrij abstracte, expressieve soul, zoals in een samenspel met de twee dames en The Roots voor het nummer “You Got Me”, maar altijd authentiek. Hetzelfde geldt voor Lauryn Hill: ongepolijst, maar écht. En mooi. Oh, en Lauryn Hill is niet zomaar in haar eentje komen opdagen: er vindt een heuse reünie van The Fugees plaats! Eerst verschijnt Wyclef, dan Pras, en vervolgens Lauryn Hill, voor een uitvoering van hun nummer “Nappy Heads”. Deze gebeurtenis kwam voor Gondry en Chappelle zelf ook onverwachts, maar het behoeft geen uitleg, dat ze meteen “ja” zeiden toen Lauryn dit gezamenlijke optreden voorstelde. En het laat zich ook raden wat de reactie van het publiek is: een uitzinnige.

Chappelle fungeert als gastheer, en maakt wat grappen tussendoor, maar het is niet allemaal even hilarisch. Maar het is dan ook geen “Chappelle’s Show”. De charme zit ‘m meer in de ongedwongen interacties met artiesten en buurtgenoten dan om de geweldige grappen (hoewel er best wat leuks tussenzit). De kijker haalt bijvoorbeeld al een hoop “tweedehands” lol uit de repetities van Dave met de band, waarbij we hem grappen zien oefenen en gewoonweg
veel plezier zien hebben met de muzikanten. En deze muzikanten vormen het belangrijkste element van de film; een film waar Chappelle, hoewel de titel anders doet vermoeden, gelukkig niet voortdurend zijn eigen stempel op probeert te drukken, om er een misplaatste egotrip van te maken.

‘Dave Chappelle’s Block Party” is niet bijzonder diepgravend of vernieuwend, maar geeft een mooi tijdsbeeld, zoals ‘Wattstax’ dit eerder deed, en laat een positief saamhorigheidsgevoel de boventoon voeren. De mensen die naar het buurtfeest kwamen, wisten (grotendeels) niet wie er op zouden treden, maar wilden gewoon een leuke tijd hebben samen. Al hoopten ze ongetwijfeld wel op iets moois; wat ze zonder meer gekregen hebben. Ben je totaal geen fan van hiphop en soul en kun je Dave Chappelle wel schieten, dan kun je deze film met een gerust hart aan je voorbij laten gaan, maar als je maar een beetje interesse hebt in één van beiden, met name de muziek, dan kom je absoluut aan je trekken.

Bart Rietvink