Caterina va in città (2003)

Regie: Paolo Virzì | 107 minuten | drama, komedie | Acteurs: Sergio Castellitto, Alice Teghil, Margherita Buy, Antonio Carnevale, Silvio Vannucci, Frederica Sbrenna, Carolina Iaquaniello, Zach Wallen, Martino Reviglio, Claudio Amendola, Flavio Bucci, Paola Tiziana Cruciani, Luigi Grilli, Tereza Paula da Rosa, Renata Orso

Vroeger was alles beter. Overzichtelijker ook. Als naar de betekenis van de Italiaanse cinema werd gevraagd, kwam er steevast een rijtje grootmeesters en vernieuwers uitrollen (Fellini, Antonioni, Pasolini). Anno 2004 is het lastiger die vraag te beantwoorden. Er worden nog altijd fraaie Italiaanse films gemaakt, maar die zijn meestal te vinden in het schemergebied tussen arthouse- en publieksfilm, zoals ‘La meglio gioventù’ en ‘Io non ho paura’. De rolprenten van progressieve filmmakers, voor zover hier uitgebracht, variëren van aardig (‘Ballo a tre passi’) tot bitter slecht (‘Capo Nord’). Verder zijn er de ambachtelijke drama’s, zoals ‘Il più bel giorno della mia vita’, die je al bij het verlaten van de bioscoop weer bent vergeten. En dan is er ook nog ‘Caterina va in città’, de tamelijk curieuze zesde film van regisseur Paolo Virzì.

‘Caterina va in città’ schijnt bedoeld te zijn als tragi-komedie, maar echt tragisch wordt het nooit, en te lachen valt er bitter weinig. Sommige recensenten repten van een ‘coming of age’-drama, een film over volwassenwording, maar Caterina Iacovoni blijft toch twee uur lang dat dromerige sukkeltje, op het eind hooguit iets mondiger dan in het begin. Als satire op de Italiaanse maatschappij is het voor een niet Italiaans publiek nauwelijks interessant, want nauwelijks te begrijpen.

‘Caterina va in città’ lijkt nog het meest op de verfilming van een niet bestaand stripverhaal, en dat komt voornamelijk door de merkwaardige karakters. Caterina’s vader is een despotische leraar met literaire neigingen (maar zonder de benodigde kwaliteiten), die zichzelf regelmatig op de meest genante manieren voor joker zet. Caterina’s moeder is een oersimpele ziel die continu een zenuwinzinking nabij lijkt en Caterina zelf leren we kennen in de eerste scène, wanneer ze tijdens een kooruitvoering als een idioot van puur enthousiasme op en neer staat te hupsen. En dat zijn nog maar de hoofdpersonen. Het gros van de overige personages blijft vaak steken in platte en overbekende stereotypen, waarbij de rijkeluismeisjes zo lijken te zijn weggelopen uit ‘Clueless’.

Vanwege die ongemakkelijke karakters blijven de acteerprestaties vaak ondermaats. Visuele hoogstandjes zijn er niet, en de muziek is dan wel fraai maar ook de koorzang uit Verdi’s Nabucco gaat na vier reprises vervelen.

Dit alles lijkt te duiden op een hoogst vervelende vertoning. Maar het meest merkwaardige is dat ‘Caterina va in città’, ondanks alle tekortkomingen, eigenlijk best vermakelijk is. Als je eenmaal gewend bent aan de personages, als je accepteert dat het verhaal zich in een universum afspeelt dat nooit echt valt te doorgronden, dan blijken de 116 minuten voorbij te vliegen. En dan blijken de hoofdpersonen je meer te doen dan je had vermoed. Sterker nog, als Caterina op het eind weer eens onder het zingen staat mee te springen, voel je eerder oprechte ontroering dan plaatsvervangende schaamte. Hoe Paolo Virzì dit ooit voor elkaar heeft gekregen valt onmogelijk te analyseren. En hoewel het hem niet in het rijtje Antonioni, Fellini of Pasolini zal doen belanden, is het toch een prestatie van formaat. Maar een vreemde film blijft het.

Henny Wouters

Waardering: 3

Bioscooprelease: 14 oktober 2004