Crin-Blanc (1953)

Regie: Albert Lamorisse | 40 minuten | drama, avontuur, korte film | Acteurs: Alain Emery, Pierre Bestieux, Denys Colomb Daunant, Alain Colomb Daunant, Charles Fouhetty, Jean-Pierre Grenier, Charles Guillaume, Pascal Lamorisse, Pierre Moureaux-Nery, Francois Perie, Laurent Roche, Frank Silvera    

Filmliefhebbers bekend met Albert Lamorisse’s prachtige korte familiefilm ‘Le ballon rouge’ – over een jongen en zijn magische rode ballon – zullen gelijksoortige elementen herkennen in zijn korte film ‘Crin-Blanc’. En, al is het eindresultaat hier niet zo geslaagd als bij die film, ook dit is een mooi geschoten film met een eigen karakter.

Net als ‘Le ballon rouge’ heeft ‘Crin Blanc’ een vorm die tussen documentaire en fictie in zit. De beelden van de wilde paarden en de pogingen van de cowboys en de jongen om ze te temmen lijken puur registratie te zijn. Wanneer er echter gecut wordt tussen het zojuist door de mannen gevangen paard uit de titel en de reactie van de jongen – Folco – die vanaf een afstandje toekijkt, besef je dat het hier om een constructie gaat. Om het vertellen van een verhaal en het opbouwen van drama en personages. Waar in ‘Le ballon rouge’ de jongen en zijn ballon centraal stonden, draait het in ‘Crin Blanc’ om de jongen en zijn paard. In beide gevallen heerst er geen vrede op dit gelukkige samenzijn en komen er externe krachten in beeld die de relatie en de vreugde hierin willen opbreken.

Ook hier botst de hoopvolle, zorgeloze wereld van het kind met de harde realiteit van de grote mensen. Waar in ‘Le ballon rouge’ de ballon de vrije geest en eigen wil vertegenwoordigde waartoe de jongen zich aangetrokken voelde, is het in ‘Crin Blanc’ een wild paard dat schijnbaar ontembaar is. Maar er blijkt zich toch een bijzondere band te vestigen tussen de paard en Folco, met wie het dier uiteindelijk toch tamelijk gewillig mee naar huis gaat. De cowboys worden echter jaloers en willen, net als de kwajongens uit ‘Le ballon’, het paard stelen. Of dan in ieder geval ervoor zorgen dat het jongen het dier ook niet kan hebben. Maar Folco weigert afstand te nemen van het paard, wat voor een einde zorgt dat geen traditioneel gelukkig einde is uit een kinder- of sprookjesboek, maar een vrij grimmige, of in ieder geval bitterzoete uitkomst biedt.

Lamorisse heeft hiermee een film afgeleverd die weer duidelijke een diepere, symbolische laag heeft, en niet op de gemakkelijke Disney-toer gaat met een hapklaar einde en louter schattige scènes – getuige ook de sequentie waarin Folco te paard een konijntje achterna zit en deze, na hem gevangen te hebben, lekker aan het spit hangt en opeet. ‘Crin Blanc’ is minder magisch en visueel in het oog springend dan ‘Le ballon rouge’, heeft een weinig creatief verhaal, en ook doet de wat opdringerige voice-over afbreuk aan de prettige documentaire-achtige sfeer. Toch geeft de onderlaag van het verhaal en de aandoenlijke verhouding tussen jongen en paard de film de nodige meerwaarde. Bovendien is het in actie zien van het paard zelf, met of zonder de jonge berijder – die zonder zadel op het dier zit, als ware het een verlengstuk van zichzelf – veelal voldoende om de aandacht van de kijker vast te houden en van ‘Crin Blanc’ een geslaagd werkje te maken.

Bart Rietvink