Dracula A.D. 1972 (1972)

Regie: Alan Gibson | 92 minuten | horror | Acteurs: Christopher Lee, Peter Cushing, Stephanie Beacham, Christopher Neame, Michael Coles, Marsha A. Hunt, Caroline Munro, Janet Key, William Ellis, Philip Miller, Michael Kitchen, David Andrews, Lally Bowers, Constance Luttrell, Michael Daly, Artro Morris, Jo Richardson, Penny Brahms, Brian John Smith, Tim Barnes, Sal Valentino   

Deze film van de Hammer House of Horror studio’s is de zesde in een reeks met Christopher Lee in de titelrol en daarnaast het vervolg op ‘Scars of Dracula’ uit 1970. De film opent in het jaar 1872 met een scène in Hyde Park in Londen waar zich een achtervolging en een daaropvolgend gevecht tussen graaf Dracula en de vampierjager Dr. Van Helsing afspeelt, een begin dat niet bepaald valt te rijmen met het einde van de voorgaande film in deze Hammer-Draculaserie. Maar goed, de openingsscène maakt een welkom weerzien mogelijk met Dr. Van Helsing en vormt door de sfeervolle en geslaagde vormgeving een veelbelovend begin voor een Draculafilm waarin de twee aartsvijanden op gepaste wijze de strijd met elkaar kunnen aanbinden.

Maar dan verandert de achtergrond van de verdere ontwikkelingen op drastische wijze wanneer Dracula pas honderd jaar na zijn dood in het Londen van 1972 weer tot leven wordt gewekt. Maar niet voordat we beelden krijgen voorgeschoteld van hippies die staan te swingen op toenmalige populaire deuntjes. En direct rijst de vraag hoe Dracula in een dergelijke omgeving te plaatsen is. En vooral ook waarom er daarvoor gekozen is. Het antwoord daarop wordt duidelijk wanneer de Hammer Studio’s zelf vermelden dat ‘…it came from a distributor…it was partly accepted by us eagerly as a change of scene…’. Maar ‘Dracula A.D. 1972′ bleek ondanks de graagte waarmee Hammer deze koerswijziging inzette geen succes te zijn.

En dit werd wellicht veroorzaakt doordat Dracula’s bewegingsvrijheid in deze film nogal wordt beperkt. In plaats dat hij in deze miljoenenstad ongebreideld zijn bloeddorst botviert, maakt hij slechts enkele slachtoffers en wil vooral enkel wraak nemen op Van Helsing’s nakomelingen. Hierbij knappen zijn volgelingen het vuile werk op en blijft hijzelf vooral rondhangen in de oude en vervallen kerk waar hij weer tot leven werd gewekt. Dit levert tegen de achtergrond van de diverse gothische decors weliswaar de nodige geslaagde sfeervolle en duistere beelden op, maar duidt er vooral op dat Hammer met de aanwezigheid van Dracula in de huidige tijd niet goed raad weet. En dat door de tekortschietende fantasie van de makers van deze film Dracula’s handelingen niet overeen komen met datgene wat er van een rechtgeaard heerser der duisternis verwacht van zou mogen worden.

Dracula is in deze film dan ook meer een bijfiguur dan een hoofdrolspeler. Niettemin wordt zijn verschijning binnen de beperkingen van het script maximaal benut. Titelrolspeler Lee is in zijn beperkte schermtijd goed in vorm, weet als Dracula een geslaagde kwaadaardige uitstraling te bereiken en het is dan ook door de kwaliteit van zijn optreden dat Dracula’s verschijning de moeite waard is. Daarnaast duikt ook horroracteur Peter Cushing op in een dubbelrol als zowel de Victoriaanse als de hedendaagse Van Helsing. En de afwijkende openingsscène van deze film lijkt daarmee ook in het leven geroepen om zijn aanwezigheid in deze film des te aannemelijker te maken. Een goede greep van de Hammer studio’s, want ook Cushing is prima in vorm en zet solide acteerprestaties neer. Waarbij opvalt dat de scènes waarin deze twee horrorveteranen gezamenlijk voorkomen ook direct tot de meest geslaagde en gedenkwaardigste van de hele film behoren. Naast Cushing en Lee is het echter ook Christopher Neame die zich keurig van zijn taak kwijt als Dracula’s voornaamste volgeling Johnny Alucard, een naam die bij de Draculafans direct een belletje zal doen rinkelen. Neame weet als de arrogante en charismatische Alucard zelfs met Lee te wedijveren en het is dan ook met name zijn optreden dat de onderbelichte aanwezigheid van Dracula in ruime mate compenseert. Daarnaast ook solide optredens van de rest van de cast, waarin vooral Caroline Munro als de hippie Laura en Stephanie Beacham als van Helsing’s kleindochter Jessica opvallen.

Verder zijn er de nodige actie en vaart in het verhaal en komen er daarbinnen meerdere geslaagde confrontaties met verschillende vampiers voor. Deze maken op al dan niet bloederige wijze slachtoffers; vervolgens wordt er gegrepen naar traditionele middelen om ze een halt toe te roepen. Het zijn dan ook de bekende houten staken, de crucifixen, het wijwater en het vampierverterend daglicht die als wapens worden gebruikt en die de gelegenheid bieden om diverse geslaagde speciale effecten voor te schotelen wanneer we verschillende vampiers tot stof zien vervallen of op andere ijselijke manieren ten onder zien gaan. Daarnaast is er ook een gestage spanningsopbouw aanwezig waar het medeleven naar Van Helsing en diens kleindochter uitgaat wanneer Dracula hen via zijn volgelingen meerdere malen te slim af is en het hem lijkt te gaan lukken om wraak op hen te nemen. De destijds bijna zestigjarige Cushing deed, overeenkomstig Neame’s woorden (‘…he did a lot of his own stuff…falling of haywaggons and things like that…’), een groot deel van de stunts zelf zodat gezien de heftigheid van de diverse confrontaties de bezorgdheid van de kijker niet alleen naar Cushing’s filmpersonage maar ook naar het toenmalig fysiek welzijn van deze acteur zelf uit zal gaan.

En daarmee is dit een film die weliswaar zijn tekortkomingen maar ook zijn opvallende pluspunten heeft. Een film ook die wat voor betreft het optreden van de prins der vampiers duidelijk de opdrogende fantasie van de Hammer studio’s illustreert en een voorbode van het definitieve naderende einde van de Hammer-Dracula lijkt. Ook de in de laatste seconden op het scherm afgedrukte woorden ‘rest in final peace’ komen wat dit betreft veelzeggend genoeg over. Er zou in de Hammer Dracula-serie nog wel een vervolg komen met Lee in de titelrol, maar gezien de koers die Hammer met deze ‘Dracula A.D. 1972′ insloeg, is bij voorbaat al te betwijfelen of Dracula daarin de plaats krijgt die hem toebedeeld zou moeten worden. Duidelijk is dat in deze film uit 1972 daar in elk geval in een te geringe mate sprake van is, iets wat binnen eerdere delen van deze serie overigens al eens eerder voorkwam. Maar ook zal voor de kijker even duidelijk worden dat de minpunten in dit verhaal in ruime mate gecompenseerd of overtroffen worden door de pluspunten die erin voorkomen. En hoewel de hardcore Draculafan weliswaar redenen genoeg heeft om zich te beklagen over het gebrek aan schermtijd en de beperkte handelingsvrijheid waarover de prins der vampiers hier blijkt te beschikken, leveren de voornoemde pluspunten voor de gemiddelde vampier- en horrorliefhebber meer dan voldoende op om deze film tot een geslaagd stukje entertainment te maken.

Frans Buitendijk