First Life (2010)

Regie: Martin Williams | 174 minuten | documentaire | Originele stemmencast: David Attenborough

Het is niet iets waar je dagelijks bij stilstaat, maar de aarde waarop wij leven is al bijna vijf miljard jaar oud en heeft in deze indrukwekkende tijdsspanne al meerdere ingrijpende metamorfoses ondergaan. Ook de immense diversiteit aan levensvormen die we wereldwijd (nog) kunnen aanschouwen is het resultaat van ontelbare natuurlijke experimenten. De dinosauriërs en ijstijddieren (mammoet, sabeltandtijger etc.) zijn bij het grote publiek vermoedelijk de bekendste voorhistorische wezens, maar werden in de praktijk voorafgegaan door talloze andere, beduidend primitievere dieren. Wezens die volgens David Attenborough, de nestor van de natuurdocumentaire, met ‘First Life’ een eigen podium krijgen om zich ook aan andere mensen dan een handvol ingewijde paleontologen te presenteren. “Het doel van ‘First Life’ was om de kijker mee terug te nemen naar de tijd waarin de eerste organismen op aarde het levenslicht zagen en van daaruit op wetenschappelijke, maar wel begrijpelijke wijze te laten zien hoe de complexere dieren, die uiteindelijk ons en de huidige soortenrijkdom hebben voortgebracht, zijn ontstaan.”

Na het zien van de documentaire luidt de conclusie dat Attenborough (die de documentaire bedacht en tevens schreef) en zijn productieteam uitstekend in hun opzet zijn geslaagd. De prominente aanwezigheid van Attenborough, die gedurende zijn leven al talloze fascinerende dieren, planten en natuurfenomenen virtueel miljoenen huiskamers heeft binnengebracht, geeft ‘First Life’ natuurlijk al direct de broodnodige wetenschappelijke autoriteit. De documentaire begint logischerwijs met bacteriën en eencellige waterdieren, die lange tijd de belangrijkste en enige levensvormen waren die op aarde konden overleven. Maar aan de hand van fossielen uit Newfoundland (Canada) en de Ediacara Hills (Australië) laat Attenborough zien hoe het leven zich circa 560 miljoen jaar geleden na een door vulkanen gecreëerde opwarming (de aarde was voorheen miljoenen jaren lang een grote ijsklomp) diversifieerde: cellen gingen samenklonteren, waardoor gaandeweg gecompliceerdere organismen de aarde begonnen te bevolken. Spoedig volgden ook de eerste bewegende dieren. De ontwikkeling van mobiliteit was een niet te onderschatten evolutionair voordeel, want het vergrootte de overlevingskansen van bepaalde organismen vanzelfsprekend aanzienlijk. De komst van seksuele reproductie (het uitwisselen van genetisch materiaal in plaats van simpele celdeling) legde de definitieve basis voor een spetterende explosie van het leven waarbij ook de eerste roofdieren in de oceaan hun opwachting maakten. In het vervolg gaat Attenborough in op het ontstaan van een complex orgaan als het oog en de dierlijke kolonisatie van het land vanuit zee, de bakermat van al het vroege leven.

In tegenstelling tot wat je misschien zou verwachten is ‘First Life’ geen duffe aaneenschakeling van fragmenten waarin paleontologen fossielen aan het opgraven en afstoffen zijn. Natuurlijk wordt wel veel informatie geïllustreerd aan de hand van markante voorbeelden uit het mondiale fossielenarchief, maar de besproken dieren en planten komen ook terug in de vorm van gelikte computeranimaties. Toegegeven, de animaties benaderen niet het niveau van pakweg ‘Avatar’ of de eerste drie episoden uit de ‘Star Wars’-saga, maar ze zijn effectief en goed genoeg om een aardig beeld te schetsen van de vaak merkwaardig uitziende wezens die aan het oog van de kijker voorbijtrekken. Veel wezens zijn uiterlijk zo ver verwijderd van de levensvormen die we vandaag de dag meestal zien dat ze welhaast buitenaards aandoen. Andere dieren komen ons wel degelijk heel bekend voor, maar namen in het verleden griezelig imposante afmetingen aan. Voor de velen onder ons die al schrikken wanneer ze een uit de kluiten gewassen huisspin tegen het lijf lopen, zou de wereld ten tijde van het Carboon de hel op aarde zijn geweest. Het waren namelijk reuzeninsecten en andere geleedpotige griezels die destijds de dienst uitmaakten. Reusachtige libellen, zoals de Meganeura die 40 centimeter lang was en een vleugelspanwijdte van 75 centimeter had, beheersten het luchtruim en immense schorpioenen (soms wel bijna een meter lang) struinden de mangrovebossen af op zoek naar voedsel. De ongekroonde koning van het bos was echter Arthropleura, een dier dat nauw verwant was aan de huidige miljoenpoten. Het verschil met een moderne miljoenpoot: in plaats van maximaal enkele tientallen centimeters kon Arthropleura ongeveer twee meter lang worden. Naast de computeranimaties is ‘First Life’ ook verrijkt met de nodige panoramische landschapsopnamen en meeslepende muziek, twee elementen die zeker bijdragen aan de intensiteit van de kijkervaring.

Hoewel ‘First Life’ zijn best doet om een breed kijkerspubliek te plezieren, blijft de inhoud harde wetenschap die verpakt is in een populair jasje. Meer dan bij reeksen als ‘Planet Earth’ of ‘Life’ is oprechte belangstelling voor het onderwerp bij ‘First Life’ een belangrijke vereiste, zeker omdat de film zich grotendeels concentreert op uitgestorven en relatief primitieve (lees: kleine en ‘onspectaculaire’) dieren. Uiteraard ontbreken daardoor ook deels (maar niet helemaal) de adembenemende beelden van de levende natuur in het huidige tijdsgewricht die zo kenmerkend zijn voor de meeste natuurdocu’s van de BBC. Maar toch heeft ‘First Life’ veel te bieden. Het is een ingenieuze, intellectueel uitdagende documentaire die zeker aandacht verdient en de meeste liefhebbers van populair-wetenschappelijke producties moet kunnen behagen.

Frank Heinen