Goal – Dhan Dhana Dhan Goal (2007)

Regie: Vivek Agnihotri | 165 minuten | drama, romantiek, sport | Acteurs: John Abraham, Bipasha Basu, Arshad Warsi, Naveen Andrews, Dibyendu Bhattacharya, Kate Carter, Saurad Dubey, Boman Irani, Gilbert Montoya, Kushal Punjabi, Sanjay Sharma, Dalip Tahil, Rajendranath Zutshi, Monty Singh

Een geslaagde, spannende sportfilm maken, met effectieve drama en romantiek blijkt nog niet zo makkelijk te zijn, zo laat ‘Dhan Dhana Dhan Goal’ zien, van regisseur Vivek Agnihotri, die zijn debuut maakte met ‘Chocolate’, een praktische kopie van Bryan Singers misdaadthriller ‘The Usual Suspects’. In zijn nieuwste film, concentreert Agnihotri zich, in navolging van ‘Lagaan’ en ‘Chak De India’ – die respectievelijk over cricket en hockey gingen – op een sport voor het uitspelen van verschillende dramatische ontwikkelingen. Jammer genoeg laat de film zowel op het gebied van sportieve spanning als dramatiek teveel steken vallen.

Hoewel de film een kleine drie uur duurt, lijkt de regisseur haast te hebben om tot het dramatische uitgangspunt van het verhaal te komen. Na even kort een blik te hebben geworpen op het voetbalstadion in kwestie en kennis te hebben gemaakt met (aanvankelijke) hoofdpersoon Shaan (Arshad Warsi) en zijn vrouw in de setting van haar (ouders’) kebabrestaurant, wordt het dramatische vooruitzicht van het verlies van het Southall stadion al geïntroduceerd. Dit komt veel te vroeg, want aangezien de kijker nog helemaal geen goede indruk van de groep als geheel heeft gekregen, en ze nog niet als team heeft zien voetballen, is het erg moeilijk om te geven om de personages en hun problematiek. Aan de bar van het kebabrestaurant wordt één van de teamleden zeer emotioneel wanneer hij het over de voetbalsport heeft. Dat is namelijk de reden waarom hij vanuit India naar Engeland is gekomen, maar het voelt leeg en als een verplicht stukje dialoog dat het verhaal iets extra gewicht moet geven. Vooral het eerste helft van de film racet de regisseur van plotpunt naar plotpunt, zonder deze momenten degelijk op te bouwen. Het gevolg is dat alleen de melodramatische vorm overblijft, zonder toeschouwerbetrokkenheid.

Zoals vaak in Bollywoodfilms is de drama weer flink over de top. In de bespreking over de toekomst, en op handen zijnde sloop van het stadion, vindt Shaan het zelfs noodzakelijk om de onafhankelijkheidsstrijd van India erbij te halen om zijn argument kracht bij te zetten. Er vloeien ook doorgaans tranen bij dit soort momenten, en standaard worden deze scènes begeleid door een bombastisch koor op de soundtrack. De manier waarop de plotwendingen ingezet worden is helaas behoorlijk gekunsteld. Een personage dat ineens een hartaanval krijgt, of een intern dilemma dat expliciet wordt gemaakt doordat de vader van een ander personage opduikt dat alles even letterlijk verduidelijkt. Een cliché-element als de tegensputterende, maar getalenteerde oude coach die toch komt opdagen om het team uit de brand te helpen, kent nauwelijks ontwikkeling. Het script is, om al deze redenen en meer, het grootste obstakel. De teambuilding die centraal zou moeten staan, en zo goed tot uitwerking kwam – met een duidelijke vormgeving van ieder individu – in de cricketfilm ‘Lagaan’, komt hier maar ten dele uit de verf. In plaats daarvan worden er allemaal onnodige verhaaltjes bijgehaald over oude trauma’s en kinderachtige jaloezie, en bovendien wordt de voetbalsport meestal niet bijzonder spannend of overzichtelijk in beeld gebracht. Ook met de regels nemen de filmmakers het niet bijzonder nauw, wat de kunstmatigheid van het geheel alleen maar versterkt.

De romantiek in de film tussen Sunny en Rumana is, ondanks de onrealistische – of in ieder geval onovertuigende – aanwezigheid van Bipasha Basu als de fysiotherapeut van het team, van ondergeschikt belang, maar is nog wel tamelijk subtiel, wat verfrissend is. En Basu en Abraham zijn, zoals Rumana zelf letterlijk zegt in de film, erg sexy en passen dus goed bij elkaar. Abraham is vooral eye-candy voor de vrouwen, maar vervult de rol van stoere voetbalhunk prima. Hij komt vaak in joggingbroeken of strakke hemdjes in beeld, en met zijn halve glimlach en smeulende blik zal hij menig vrouwenhart sneller doen kloppen. Wanneer hij daadwerkelijk probeert te acteren, gaat het echter minder goed, maar ook het script is hier debet aan. Het aandachtspunt van de film wordt stilaan verlegd van de strijd om het stadion van Southall naar Sunny’s culturele identiteitscrisis. Kiest hij voor zijn Indiase roots of voor het land waar hij geboren is? Op zichzelf is het interessant om de verschillende loyaliteiten en culturele banden van een tweede generatie immigrant te onderzoeken, en er komt op zijn minst één waardevol inhoudelijk moment tussen Sunny en zijn vader in de film voor, waarin hij stelt een volwaardige Britse staatsburger te zijn, aangezien hij er geboren is, maar teveel scènes komen over als te polariserend; te zwart-wit. De Engelsen worden te vaak afgeschilderd als racisten, en de suggestie wordt gewekt dat Sunny nooit voor vol zal worden aangezien in een Engels team vanwege zijn “kleurtje”.

Gelukkig is er iemand die op acteergebied erin slaagt de aandacht van de kijker bij tijd en wijlen nog wel weet vast te houden, en dat is Boman Irani, die de rol van coach Tony Singh speelt. Niet elke scène of gelaatsuitdrukking vindt de juiste toon, maar hij weet zijn rol tenminste nog wat menselijkheid en diepgang te geven. Zijn aanvankelijke confrontaties met het team zijn redelijk amusant, en zijn één tegen één voetbalpartijtje in de regen met Abrahams is, hoewel cliché, vermakelijk.

De acteerprestatie van Irani en de goede looks van Basu en Abraham zorgen voor lichtpuntjes, maar zijn verre van voldoende om ‘Dhan Dhana Dhan Goal’ van de ondergang te redden. Het slappe, rommelige script en het grotendeels uitblijven van spanning in de voetbalscènes, waarin eigenlijk alleen Abrahams geloofwaardig overkomt, doen de film onherroepelijk de das om.

Bart Rietvink