Hospitalité – Kantai (2010)

Regie: Kôji Fukada | 96 minuten | komedie | Acteurs: Kanji Furutachi, Kumi Hyôdô, Tatsuya Kawamura, Bryerly Long, Hiroko Matsuda, Eriko Ono, Haruka Saito, Naoki Sugawara, Kiki Sugino, Kenji Yamauchi

Regisseur Kôji Fukada geniet enige beroemdheid in Japan, waar er veelvuldig vergelijkingen worden getrokken met legendarische namen als Yasujirô Ozu, maar in zijn tweede film bewijst Kôji dat de gemeende gelijkenissen onterecht zijn. ‘Hospitalité’ raakt kant noch wal, en is voor een komedie pijnlijk niet humoristisch. Enkele tekenen van absurdisme worden nauwelijks uitgewerkt, waardoor het groteske karakter van enkele personages – waar Kôji zo op mikt – niet uit de verf komt. En waarom de Japanse film een Franse titel meekreeg zal wel nooit duidelijk worden.

Om onbegrijpelijke redenen won ‘Hospitalité’ de prijs voor het beste debuut op het filmfestival van Tokio; niet alleen is de vlakke film geen prijzen waard, maar daarnaast is het Kôji’s tweede werk na ‘Tokyo Ningen Kigeki’.

Waar de film pretendeert een satire te zijn op de verschillende politieke en culturele situaties in Japan, zoals xenofobie (angst voor vreemdelingen), is deze op geen enkel moment in de film bijtend genoeg om daadwerkelijk indruk te maken. De vreemdeling die inbreuk maakt op de privacy van het gezin Kobayashi zorgt ervoor dat het tanende familiebedrijf een stuk beter begint te lopen, waardoor hij meer een redder is dan een ongenode gast. De vele vrienden nodigt hij pas aan het einde toe, waardoor het geheel zo ongeloofwaardig wordt, dat de film er niet meer bovenop komt.

Een van de grootste zwaktes van ‘Hospitalité’ is het zwakke scenario van Kôji Fukada. De personages blijven vaak zo vlak, tweedimensionaal en nauwelijks uitgediept, dat betrokkenheid bij hoofdrolspeler Kobayashi vrijwel onmogelijk is. Omdat deze betrokkenheid een vereiste is voor het slagen van de film, faalt deze flink. Het verhaal lijkt in een avond aan elkaar geschreven, daar de verschillende verhaallijnen elkaar nauwelijks raken en het plot tegen het einde van de film in zo’n vervreemdende stroomversnelling moet komen om alle touwtjes aan elkaar te knopen, dat enig relativerend vermogen de makers vreemd moet zijn geweest. Kôji zou er goed aan doen in het vervolg een (co)scenarist te nemen, want zijn eigen scenario is ver onder de maat.

Luuk Imhann