I Am an S+M writer – Futei no kisetsu (2000)

Regie: Ryuichi Hiroki | 88 minuten | drama, komedie, romantiek | Acteurs: Ren Osugi, Yôko Hoshi, Jun Murakami, Eri Yamazaki, Kiriko Shimizu, William Brian Churchill

“Pinku eiga” is het filmgenre waar regisseur Ryuichi Hiroki de kneepjes van het vak heeft geleerd. “Pink” films zijn exploitatieve (soft)pornografische, en vaak sadomasochistische, werkjes die men in Japan in de jaren zestig en zeventig begon te maken om mensen naar de bioscoop te lokken en iets te kunnen bieden wat het concurrerende televisiemedium niet bood. Dit genre werd zo succesvol dat in sommige jaren maar liefst de helft van het lokale (bioscoop)filmaanbod uit pink films bestond. Dit wil echter niet zeggen dat het hier om uitgesproken pornoregisseurs gaat, die het liefst in dit genre opereren. Eind jaren zeventig was het namelijk het geval – door het ineenstorten van het oude (film)onderwijssysteem – dat werken binnen dit genre vrijwel de enige mogelijkheid was om praktische filmkennis op te doen. De genre-overstijgende ambities en talenten van bepaalde filmmakers zorgden daarom wel eens voor een doorbraak in de mainstream of andere genres (waarmee overigens binnen de pinku-industrie kruisbestuivingen genoeg mogelijk waren, zolang er maar genoeg seks aanwezig was).

Zo ook in het geval van Hiroki. Niet dat hij zich schaamt voor zijn filmische “afkomst”, maar hij weet toch zeker wat meer te bieden dan slechts exploitatieve seksfilms waar het pinku-genre toch voornamelijk uit bestond, of in ieder geval: om bekend stond. ‘Love on Sunday’ en ‘It’s Only Talk’, uit respectievelijk 2006 en 2005, zijn enkele voorbeelden van de dramatische reikwijdte van Hiroki’s films en van zijn subtiele observaties van personages en hun interacties. ‘I Am an S+M Writer’, uit 2000, lijkt dan weer een onvervalste pink film te zijn, maar schijn kan bedriegen. Hoewel Hiroki het zelf om het even is wat voor label er op zijn films wordt geplakt, hebben we hier toch zeker niet met gratuite seksscènes in een platte exploitatiefilm van doen. Ja, de film bevat (frontaal) naakt, expliciete gesprekken over standjes en sekstechnieken, en sadomasochistische handelingen, maar deze elementen vormen de context en niet het hoofddoel. Het is de achtergrond waartegen zich een bijzonder komisch en lichtelijk dramatisch verhaal afspeelt.

In het begin van de film is het of je in een “gewone” seksfilm over bondage terecht bent gekomen. We zien een vrouw met ontblote borsten strak in een strak touwenharnas hangen, terwijl een man naast haar bezig is één van haar benen met een touw via het plafond omhoog te takelen. Ze kermt van genot en smeekt de “sensei” om bevredigd te worden. Deze sensei, of meester, zo zien we echter, is niet de man die met haar bezig was, maar een andere man met bril, genaamd Kurosaki (Osugi) die druk achter een tafeltje aan het schrijven is. Hij is met een roman over SM bezig, waarvoor hij het, voor de accuratesse, nodig vindt om de taferelen in zijn kamer uit te laten spelen en te analyseren. Het meest opgewonden raakt hij niet wanneer hij zelf seks heeft, maar wanneer hij merkt dat zijn “theorie” klopt. Als de vrouw in zijn kamer door zijn assistent Kawada (Murakami) in de door Kurosaki gewenste positie staat dan wel hangt, komt hij naderbij om het te controleren: “Hé kijk, ze glinstert. Zie je wel: ze is opgewonden!” roept hij vol vreugde uit wanneer hij haar kruis inspecteert. Zélf doet hij echter weinig. Wanneer hij haar beetpakt en seksueel stimuleert, lijkt het meer op simulatie, en hij doet het dan ook alleen om zijn assistent allerhande “poëtische” beschrijvingen te kunnen dicteren. “Geniaal! Zeg dat nog ‘s!”, roept deze hem vanachter zijn tafeltje toe.

Het grootste gedeelte van de film kijkt en beschrijft Kurosaki louter. Als een soort Alfred Kinsey legt hij alle details omtrent seksuele stimulatie, en dan met name de sadomasochistische variant, vast in zijn roman, dat zijn vrouw Shizuko (Hoshi) als “erotische nonsens” bestempelt, en haar man als perverseling. Echter, het is juist de analytische, afstandelijke houding die haar man ten opzichte van seks inneemt, wat het werkelijke probleem vormt. Shizuko blijkt namelijk verlangens te hebben – ook masochistische – die zijn man niet op schijnt te merken. Pas wanneer ze vreemd is gegaan, ziet hij dat ze wel ineens bijzonder vrolijk is. Maar wanneer hij de dader snapt, zijn het geen gevoelens van woede of jaloezie die overheersen, maar nieuwsgierigheid. Hij wil weten wat de man allemaal met zijn vrouw heeft uitgehaald. Hij vraagt hem om de seksuele daden exact zo te beschrijven en voor te doen als ze gebeurd zijn, wat voor een aantal hilarische scènes zorgt.

Deze ontdekking van overspel komt op het juiste moment in de film: net wanneer er weer een frisse impuls nodig is, en het geheel lijkt weg te zakken in lang uitgesponnen scènes waarin weinig vaart zit. Deze plotwending zorgt weer voor humor en een nieuwe dimensie binnen het huwelijk van Kurosaki en Shizuko. Want een dramatische onderlaag is ook aanwezig, die vooral in de laatste akte van de film wordt uitgespeeld. Ontluikende seksuele verlangens en het onvermogen elkaar te bereiken of begrijpen binnen een relatie zijn hier belangrijke thema’s, al worden deze niet erg grondig uitgewerkt. Er wordt hier en daar gepoogd om emotionele en dramatische resonantie te bewerkstelligen – zoals Steven Shainberg dat met ‘Secretary’ deed – maar het is toch vooral de humoristische, knipogende toon die de film zijn grootste bestaansrecht geeft.

Bart Rietvink