Interview Ruben Östlund (‘Play’)

Rotterdam, De Doelen, 31 januari 2012

Regisseur Ruben Östlund oogt ontspannen midden in de hectiek van het IFFR. Zijn houding is er een die gelijk staat aan zijn derde film ‘Play’, die na vele festivals Rotterdam aandoet. Met enthousiasme praat hij over zijn vak: ‘het zijn de onvolkomenheden tijdens het filmen die me zo aantrekken’.

Een rustpunt in een verder druk gebouw is Östlund te noemen. Ook al zit zijn dag volgebouwd met interviews en pogingen om de opvolger van ‘Play’ te verkopen aan distributeurs, uit de mimiek van de Zweed spreekt niets dan passie voor het intense drama vol stilistisch camerawerk, waarbij we zien hoe kinderen elkaar haast geweldloos bestelen in lange, goed gecomponeerde shots vol indrukwekkend camerawerk. ‘Ik wil beperkingen hebben in het filmen,’ aldus de regisseur, die voor elk van de soms minutenlang durende shots een gepaste vorm vond. ‘Ik wil dat het passieve publiek gaat nadenken, het moet wringen zodat je jezelf tussen de personages in de film waant, waarna de vragen zullen volgen. Hoe had ik gereageerd? Wat zou ik hebben gezegd? Dat vind ik interessant.’

Voor ‘Play’ keek Östlund naar talloze documenten uit rechtszaken, al houdt hij vol dat dit vooral als inspiratie heeft gediend, en niet als directe aanleiding. ‘Ik heb bijna veertig zaken gelezen, en interviews gehad met de daders en de slachtoffers. Enkele scènes uit de film zijn daar het gevolg van, maar het definitieve scenario werd pas geschreven na de oefensessies met de acteurs. Dat is belangrijk, omdat je met kinderen werkt. Het casten kostte al negen maanden; het is ook de zwaarste filmvoorbereiding van mijn leven geweest. Maar door op de eerste dag van de in totaal zestig filmdagen al veertig takes van de jongens te vragen, snapten ze wat ze moesten brengen. Ze gingen het als een uitdaging zien, waren in extase als een scène goed lukte, wat voor een heel positieve sfeer zorgde.’

De film lukte zo goed, dat na de release in Zweden er een flink debat op gang kwam. ‘De film werd twee weken lang bijna dagelijks genoemd in de kranten. Ze noemden me een racist, omdat in de film blanke jongens worden bestolen door zwarte jongens.’ Östlund benadrukt hoe onzin hij dat vindt. ‘Een racist is iemand die een ras boven dat van een ander zet. Maar de film oordeelt nergens! Ik reageerde zelf met een artikel in de krant, maar daardoor werden ze slechts nog bozer. Ik zei dat de reden dat mensen verontrust waren, was dat er zich een scheve verhouding binnen onze maatschappij bevindt. Zwarte mensen zijn armer dan blanken, en zolang deze disbalans bestaat, zal het onderwerp controversieel zijn. Het is omstreden, omdat het ons eraan herinnert dat we allen deel uitmaken van deze ongelijkheid. Dus worden mensen boos op de film.’

Toch is de film zeer succesvol, en werd Östlund uitgenodigd voor de filmfestivals van Cannes, Venetië, Toronto, New York en Tokio. Niet gek voor een Zweed die vroeger documentaires maakte en zijn roots heeft liggen in de skifilms. Voor de opvolger van ‘Play’ zal de regisseur deels teruggaan naar zijn begintijd als filmer. ‘Hij zal ‘The Tourist’ gaan heten,’ vertelt Östlund, ‘en hij vindt plaats in een ski resort. Een familie is op wintersport, en is wat aan het eten in een bergrestaurant. Dan zien zij – en iedereen in het restaurant – boven aan de berg een lawine beginnen. Deze wordt almaar groter en groter, tot hij achter een heuvel verdwijnt – en iedereen is dolenthousiast – maar de lawine komt verder en verder – waardoor het gejuich plaatsmaakt voor paniek – en net voor hij het restaurant binnenstormt en het beeld zwart wordt, zien we de vader van het gezin opstaan en de tafel met zijn familie achterlaten. Dan wordt alles zwart, maar blijkt dit slechts de sneeuwwolk voor de lawine uit te zijn geweest, en is het twintig seconde later weer een prachtige dag; het restaurant is niet geraakt. Maar de vader stond op en liet zijn gezin achter, en moet zich nu weer bij hen voegen.’

Het lijkt erop dat de Zweed nog altijd houdt van provoceren, en dat zijn vierde film – ‘inclusief de meest spectaculaire lawinescène in de historie van de cinema,’ aldus Östlund – waarschijnlijk net zo interessant wordt als zijn derde.

Luuk Imhann