It’s Only Talk – Yawarakai seikatsu (2005)

Regie: Ryuichi Hiroki | 126 minuten | drama, romantiek | Acteurs: Shinobu Terajima, Etsushi Toyakawa, Akira Emoto, Shunsuke Matsuoka, Nao Omori, Tomorowo Taguchi, Satoshi Tsumabuki

Ryuichi Hiroki heeft zelf opgemerkt dat hij in zijn films die na zijn “pink” periode – oftewel zijn sex-films – kwamen, dat hij vrouwen sympathieker en met meer begrip voorstelt. Echter, tenzij Hiroki een gigantische omslag heeft gemaakt, kunnen we ervan uitgaan dat ook zijn pink-films niet al te vrouwonvriendelijk zullen zijn. Dit lijkt namelijk ondenkbaar als je naar zijn recentere films kijkt als ‘Girlfriend’, Tokyo Trash Baby’, ‘Love on Sunday’, en, niet in de minste plaats, ‘It’s Only Talk’. Hiroki laat hierin een oprechte interesse voor het standpunt en de belevingswereld van zijn vrouwelijke hoofdpersonen zien. Je zou het bijna feministische werkjes noemen.

Terajima, die de manisch depressieve Yuko speelt, geeft een grandioze vertolking ten beste, en is de spil waar de hele film om draait. Ze schijnt zelf geen of nauwelijks research gedaan te hebben naar manische depressiviteit, maar komt desalniettemin volkomen natuurlijk en geloofwaardig over; misschien wel juist doordat ze nu niet gebonden is aan verplichte maniertjes. Yuko leidt een leven dat wel vaker voorkomt bij protagonisten in Hiroki-films. Ze durft haar eigen leven namelijk niet open en eerlijk te leiden. Ze drukt dingen weg, en blijft het liefst continu met andere dingen of mensen bezig, om maar niet naar haar eigen leven of identiteit te hoeven kijken.

Natuurlijk is het voor een deel haar manische depressiviteit, en dan vooral het tweede component, dat ze verborgen wil houden voor de buitenwereld, maar ze lijkt ook haar traumatische verleden te willen negeren. Dat wil zeggen, ze beschouwt dit niet op een serieuze manier. Haar ouders en ex zijn namelijk omgekomen, maar de manier waarop maakt ze altijd groter dan het is, hoewel de werkelijke toedracht allesbehalve triviaal is. Zo vertelt ze tussen neus en lippen door dat haar ouders tijdens de aanval op het World Trade Center zijn omgekomen, en haar ex tijdens de aanval met saringas in een metrostation in Tokyo. Haar uiteindelijke verklaring voor deze leugens is dat de werkelijke toedracht niet spectaculair genoeg is, maar dit is ook een leugen. Ze durft zich niet kwetsbaar op te stellen door mensen in vertrouwen te nemen. Zo houdt ze de mogelijkheid tot liefde en echte banden op een afstand.

Een groot gedeelte van de film bestaat simpelweg uit gesprekjes en ontmoetingen. Zo heeft Yuko wisselende contacten met een via een contactadvertentie ontmoette perverse man, door wie ze zich in het begin van de film laat bevredigen in een bioscoop; een oude schoolvriend met erectieproblemen (of “erectiele moeilijkheden”); en een jonge yakuza met een soortgelijke aandoening als Yuko. Deze laatste zag foto’s van een van (auto)banden gefabriceerde Godzilla op de site van Yuko staan, en wilde haar hierom ontmoeten. Als kind was hij namelijk in de speeltuin geweest waar dit stond, maar kon zich niet meer herinneren waar dit was, en of het allemaal wel echt gebeurd was. Met de schoolvriend belandt Yuko op een gegeven moment in bed, waarbij ze opmerkt niet zo moeilijk te doen over seks. Ze heeft geen zin in al die emotionele bagage die er vaak bij hoort en heeft een duidelijke filosofie: “als je honger hebt, eet je”. De zichzelf als perverseling typerende man verbergt zijn seksuele behoeftes en uitspattingen voor zijn vrouw en laat Yuko verder weten dat zijn “soort” altijd bioscopen buiten de stad prefereert.

Het zijn allemaal vluchtige contacten in het leven van Yuko, waar we lange tijd meer van te weten komen dan van haar zelf. Dit verandert wanneer haar neef Shoichi (Toyakawa) onuitgenodigd langs komt omdat het uit is met zijn ex en hij een slaapplaats nodig heeft. Yuko heeft hier duidelijk geen zin in, maar Shoichi blijkt niet voornemens te vertrekken, en aangezien ze hem ook niet zomaar de deur kan (of wil) wijzen, laat ze hem toch maar bij haar logeren. De nacht wordt echter verschillende dagen en langzamerhand begint Yuko te ontdooien en ontwikkelen ze een bijzondere relatie, waarbij ze allebei veel steun aan elkaar hebben. Wanneer de oude schoolvriend tussenbeiden komt, wordt goed duidelijk dat het hier niet om een simpele familie- of vriendschapsband gaat, maar dat er meer aan de hand is. Dit blijft echter lange tijd slechts onderhuids meespelen, terwijl Schoichi wel gewoon bij Yuko in blijft wonen. Dat Shoichi niet de oppervlakkige, gesjeesde yup is die hij aanvankelijk lijkt te zijn, blijkt wanneer hij geconfronteerd wordt met een diepe depressie van Yuko en zich liefdevol voor haar ontfermt, ondanks haar vele nukken en gebrek aan respons. Terajima, die in Hiroki’s ‘Vibrator’ al eerder een mentaal labiele vrouw speelde, laat hier een authentiek persoon zien, zonder enig greintje glamour, simpelweg geobserveerd door de camera. In het verhaal zelf is het Shoichi die Yuko observeert in haar kwetsbare situatie; iets wat ze duidelijk liever had vermeden.

Maar dit is wel het begin van het openbreken van haar façade, die tot haar uiteindelijke bevrijding moet leiden. Echter, deze beslissende stap kan echter niet door vrienden of kennissen genomen worden, die Yuko bovendien keer op keer blijken te verlaten. Nee, dit moet ze helemaal zelf doen. Ze moet zichzelf met open vizier durven te bekijken en accepteren, om vervolgens anderen in haar persoonlijke ruimte te kunnen toelaten.

Het einde van de film is, zoals gewoonlijk bij Hiroki, niet gemakkelijk en is eerder bitterzoet dan “happy”. Maar een “netjes”, hypervrolijk einde zou dan ook niet passen bij de rest van het verhaal, en de thematiek van de film. Dat is niet te zeggen dat er niet te lachen valt, of dat er geen romantische of vrolijke scènes in voorkomen – in tegendeel – maar het rauwe, realistische drama van Yuko is toch waar het uiteindelijk om te doen is, en wat de film, via Terajima’s prachtige acteerwerk en Hiroki’s scherpzinnig (camera)oog, zijn grote kracht geeft.

Bart Rietvink