Johnny Cash at Folsom Prison (2008)

Regie: Bestor Cram | 87 minuten | documentaire

Sinds het succesvolle ‘Walk the Line’ is er weer volop belangstelling gekomen voor rockster Johnny Cash, wat de timing zou kunnen verklaren van het verschijnen van de documentaire over het legendarische optreden van de zanger in de Folsom-gevangenis, simpelweg ‘Johnny Cash at Folsom Prison’ genaamd. De film zet de omstandigheden uiteen waaronder dit unieke concept, waarbij menigeen Cash voor gek verklaarde, kon plaatsvinden, natuurlijk onder begeleiding van de rauwe en tijdloze songs van Cash. Want het is toch Cash-de-artiest waar de gemiddelde kijker of fan vooral toe aangetrokken is.

Het zijn de karakteristieke klanken van zijn muziek, zijn recht-voor-zijn-raap maar hierdoor niet minder poëtische teksten, en natuurlijk zijn podiumperformance die Cash tot de legende hebben gemaakt die hij nu is. Het is alleen jammer genoeg juist dit laatste element dat ‘Johnny Cash at Folsom Prison’ teveel ontbeert. De documentaire toont namelijk opvallend weinig authentieke bewegende beelden van de zanger, wat een gemis is bij een dergelijk artiest. Dit is geen bewuste keuze geweest van de filmmakers, maar een noodzakelijke beperking ten gevolge van de nadruk op Cash’s optreden in Folsom. Er is nog een gevangenisoptreden, dat in San Quentin, waar wel degelijk video-opnames van zijn gemaakt, maar dit optreden volgde een jaar na Folsom en was een stuk minder uniek en authentiek. Folsom was een keerpunt, een handreiking van Johnny Cash naar de gevangenen – die hij wist te verblijden en zelfs te inspireren om hun leven te beteren – en de grote doorbraak van Cash als artiest en mediapersoonlijkheid. Beroemd is het verhaal van Glenn Sherley, de gevangene die een lied had geschreven dat Cash vervolgens zong tijdens zijn optreden in Folsom, en snel na diens bezoek vrij werd gelaten en zelfs samen met Cash op een podium mocht staan. Dit was een grote wens van Cash: om gevangenen te inspireren om hun leven te verbeteren. En dit gebeurde wel degelijk op bescheiden schaal – zo leert de kijker door het horen van de persoonlijke ervaringen van gevangen in Folsom – maar het echte verhaal van Glenn Sherley bleek niet het sprookje te worden dat het even leek te zijn. Sherley kon niet omgaan met het leven buiten de gevangenis en de roem en het “goede” leven waar hij ineens mee te maken kreeg.

Sherley kreeg te maken met een verschijnsel dat eerder in ‘The Shawshank Redemption’ een belangrijk onderwerp was: hij raakte “geïnstititutionaliseerd”. Kortom: hij was gewend geraakt en de gevangenis, zodanig dat de omgeving en levensstijl aldaar vertrouwd raakte en het enige werd waar hij zich gemakkelijk bij voelde. Een ander onderwerp dat in zowel “Shawshank” als deze documentaire terugkomt is de wijze waarop er met gevangenen wordt omgegaan. In “Shawshank” stelde Andy dat hij pas in de gevangenis een crimineel was geworden, en in ‘Johnny Cash at Folsom Prison’ uit een ex-gevangene zijn onvrede over de manier waarop gevangenen behandeld worden. Aangezien het hier om mensen gaat die vaak uiteindelijk weer in de maatschappij terug dienen te komen, dient zich de vraag aan hoe je de gevangen moet behandelen: als mensen of als beesten? Met andere woorden: hoe sturen “we” deze mensen weer terug de maatschappij in?

Het zijn op zich interessante thema’s en het is boeiend te zien hoe progressief en betrokken Johnny Cash zich opstelt bij deze thematiek. Zo zegt hij over de doodstraf dat hij het niet te verkroppen vindt dat mensen zich moeten verlagen tot het doden van hun eigen soort om criminelen te veroordelen. “Zelfs olifanten doen dit niet,” zegt Cash in de documentaire. Het zijn dit soort momenten die voor de kijker van de documentaire het meest waardevol zijn: de momenten waarop Cash zich zelf uitlaat over het onderwerp in kwestie. Het hoort hier immers over Johnny Cash te gaan, of dit nu gaat om zijn engagement en betrokkenheid bij maatschappelijke onderwerpen, of om zijn optredens en muzikale stijl, hoewel dit laatste natuurlijk een grote rol in iedere film over Cash dient te krijgen. Wanneer de man zelf in beeld komt, gaat de kijker rechtop zitten. Vooral wanneer hij het podium betreedt en zijn mimiek en bijzondere hantering van de gitaar zichtbaar wordt – waaronder bijvoorbeeld de gitaar-als-geweer houding die Antonio Banderas later in ‘Desperado’ zou imiteren – wordt de film levendig en dynamisch. Jammer genoeg zijn er net iets te weinig echte bewegende beelden van Cash zichtbaar – er wordt veel gesimuleerd met animaties en fotoregistraties – en wordt er daarnaast wat te weinig over Cash zelf verhaald, om de film een echt krachtige, kippenvelbezorgende documentaire over de grote Cash te laten zijn. ‘Johnny Cash at Folsom Prison’ is informatief, heeft uiteraard een soundtrack die zeer de moeite waard is – met Cash-klassiekers als ‘Folsom Prison Blues’, ‘Busted’, ’25 Minutes To Go’, en, samen met June Carter, ‘Jackson’, en het is prachtig om “de man in zwart” op authentieke opnames te zien, maar het had een nog veel krachtiger film kunnen worden.

Bart Rietvink