Jurassic World (2015)

Regie: Colin Trevorrow | 124 minuten | actie, avontuur, science fiction, thriller | Acteurs: Chris Pratt, Bryce Dallas Howard, Irrfan Khan, Vincent D’Onofrio, Ty Simpkins, Nick Robinson, Jake Johnson, Omar Sy, BD Wong, Judy Greer, Lauren Lapkus, Brian Tee, Katie McGrath, Andy Buckley, Eric Edelstein, Courtney James Clark, Jimmy Fallon

Het is natuurlijk een hachelijke onderneming om, 22 jaar na dato met een (nieuw) vervolg te komen op Spielbergs meesterlijke ‘Jurassic Park’. Niet alleen bevatte deze film een perfect uitgebalanceerde mix van spanning, actie, humor, en romantiek, met memorabele, karaktervolle personages en leuke acteurs, het was ook de eerste keer dat het publiek kennismaakte met indrukwekkende, realistisch geanimeerde dinosaurussen die geloofwaardig het beeld deelden met de menselijke acteurs. Dat laatste was, laten we wel wezen, de grootste trekpleister, en het is een kracht die elke dino-opvolger van nature moet ontberen. Als de plot en locatie vervolgens ook veelal hergebruikt worden van ‘Jurassic Park’, staat ‘Jurassic World’ al meteen met 2-0 achter. Het is dan ook een flinke meevaller wanneer blijkt dat ‘Jurassic World’ eigenlijk best een vermakelijke film is, met spannende dino-actie, humor, en leuke referenties naar het grote origineel.

Door de tamme, weinig opzienbarende proloogscène met uitkomende dino-eitjes te zien krijgen, gevolgd door de filmtitel, is er even de angst dat ‘Jurassic World’ een miskleun zal zijn, maar gelukkig stemt het volgende shot, van een met een luide bonk op de grond neerkomende voet (van een dino?) al meteen hoopvol. Vervolgens maken we kennis met de twee kinderen (Nick Robinson en Ty Simpkins) die op weg gaan naar het park, waar hun tante Claire (Bryce Dallas Howard) werkzaam is als operations manager. Het spreekt voor zich dat deze twee kids gevaar gaan lopen en het middelpunt van een emotionele reddingsactie gaan vormen in de tweede helft van de film. Zo ging het in ‘Jurassic Park’ en zo zal het nu ook gaan. En natuurlijk verandert de aanvankelijk extreem zakelijke tante die geen tijd heeft voor haar neefjes in een zorgzame moederkloek en actieheldin die haar eigen leven riskeert om de kroost van haar zus te redden.

Regisseur Colin Trevorrow is duidelijk fan van het origineel en doorspekt zijn film met vele subtiele en minder subtiele referenties aan ‘Jurassic Park’. Om te beginnen lijkt  natuurlijk het verhaal in de basis veel op zijn beroemde voorganger: de mens creëert dino’s, wordt overmoedig en krijgt dollartekens in de ogen, en moet na een rampzalig lesje nederigheid constateren dat hij wilde beesten niet kan temmen. Daarnaast zijn er echter verschillende shots, attributen, stukken dialoog, en muziekfragmenten die terugverwijzen naar ‘Park’, waarvan de meeste een leuke touch zijn voor de kenners (en zijn we dat niet bijna allemaal?), met slechts hier en daar een iets te grote herkenbaarheid. De hier hergebruikte muziek van John Williams blijft natuurlijk steengoed, en blijf je, als vanouds, nog lang nadat de film is afgelopen door neuriën. Ook het karakteristieke helikoptershot van het eiland, met groene bergen en waterval, wordt gekopieerd; we zien een dino in een buitenspiegel van een auto; een hok met een verscholen dino die karkassen te eten krijgt via een hijskraan; een personage dat zich achter een auto verschuilt met een dinohoofd dat dichtbij aan de andere kant van de auto aan het ‘snuffelen’ is; zelfs de originele nachtkijkerhelmen maken hun opwachting. Het leukste is de dialoog die een medewerker van Jurassic World, Lowery (Jake Johnson) aan het originele park weidt. De (jonge)man blijkt een fan te zijn van dit park, en heeft er zelfs een t-shirt van aan. Hij vindt, en daar komt hij rond voor uit, dat dit nieuwe park maar nep is. Jurassic Park had tenminste (alleen maar) echte dino’s, niet van die gemuteerde verzinsels. Goed te zien dat de film zichzelf op deze manier niet al te serieus neemt, en Johnson is de perfecte acteur om hier de juiste toon aan te geven.

Want, inderdaad, de grote attractie van ‘Jurassic World’ – wat dus feitelijk de oorspronkelijke belofte van ‘Jurassic Park’ is die waarheid is geworden: het park is geopend voor het grote publiek – moeten de nieuw ontworpen dino’s zijn. Want, zo zegt een van de wetenschappers: in de loop der jaren zijn normale dino’s wat te gewoontjes geworden voor het algemene publiek. Men wil graag enge beesten zien, zo groot mogelijk, en met meer tanden. De parallellen met de filmindustrie en zijn publiek zijn niet te missen. Ook wij filmtoeschouwers zijn met zijn allen al geconfronteerd met heel wat indrukwekkende, realistisch overkomende filmmonsters en dinosauriërs, zoals de wezens in de verschillende ‘The Lord of the Rings’- en ‘Harry Potter’-films, ‘Godzilla’, en natuurlijk ‘King Kong’, waarin Peter Jackson verschillende indrukwekkende T-Rex-achtigen en een stormvloed aan andere dino’s en prehistorische wezens op ons – of liever: de fantastisch gerealiseerde gorilla King Kong – losliet. Kortom, we zijn verwend, en filmmakers die ons nu nog wil overdonderen zullen toch weer met iets nieuws en angstaanjagenders moeten komen.

Dit nieuwe komt in ‘Jurassic World’ in de vorm van, onder andere, de zwemmende Mosasaurus, waarvan we het geestige money shot – in de setting van zo’n traditionele dolfijnen- of orkashow – in de trailer al hebben kunnen zien (en die in de film feitelijk twee keer gebruikt wordt). Maar het wezen waar de hele film eigenlijk omheen gebouwd is, is de vervaarlijke Indominus Rex, een kruising tussen een T-Rex en…? De rest van zijn DNA is geheim, zelfs voor Claire, en met goede reden zo blijkt later. Het moet gezegd, de dino is goed gelukt, en zijn intelligente eigenschappen – de film doet hierin een beetje denken aan de erg leuke pulpfilm ‘Deep Blue Sea’ – zorgen voor verrassingen en leuke, nieuwe wegen die de filmmakers kunnen bewandelen. Ook de ‘publiekslievelingen’ uit ‘Jurassic Park zijn terug: de velociraptors (je weet wel, die snelle, bijtgrage dino’s die voor rillingen zorgen tijdens een spelletje verstoppertje in de keuken). Wat verder nog een aardig nieuw, hoewel niet bijster realistisch, verhaalelement is, is het gegeven dat de raptors getraind (kunnen) worden, in dit geval door ex-marinier Owen (Chris Pratt). Aanvankelijk redelijk onschuldig, vanuit een sociaal experiment, maar er blijkt al snel iemand kwade bedoelingen te hebben met deze schijnbaar controleerbare killers.

Je moet de plotwendingen, situaties en verhaalelementen niet allemaal even serieus nemen. Het hele idee dat raptors naar een mens zouden luisteren, en hem als het ‘baasje’, of het ‘alfa-mannetje’ zouden kunnen zien, is ver gezocht, maar gelukkig wordt er wel behoorlijk lang vastgehouden aan het idee dat je ze nooit helemaal kunt vertrouwen en je ze niet de rug mag toekeren. Tot het moment dat het script ze nodig heeft, dan worden bepaalde regels overboord gegooid. Maar het geeft weinig. Monsterfilms als deze draaien toch voor een groot deel om de actie- en horrormomenten, en als je hiervoor een loopje moet nemen met de (waarschijnlijke) werkelijkheid, dan moet dat soms maar. Het levert hier in ieder geval een behoorlijk vermakelijke film op, die nog voor hij halverwege is de remmen losgooit, en de kijker geeft wat hij wil: groter, meer, en veel tanden. Ook zijn er nog aardig wat verrassingen, en spannende scènes, waaronder enkele angstige momenten in een attractiekarretje in de vorm van een hamsterbal. Het wordt hier en daar zelfs nog aardig grof en bloederig, dus een familiefilm kun je het niet bepaald noemen. Maar eigenlijk gold hetzelfde voor ‘Jurassic Park’. Voor kinderen toch wel een tikkeltje te intens.

Humor zit er ook in. Deze is vooral afkomstig van de eerder genoemde Lowery, maar ook Owen komt een paar keer leuk uit de hoek in de film, en hij heeft net genoeg chemie met Dallas Howard om het interessant te houden. Hoewel hij niet alle aandacht opeist, heeft hij duidelijk charisma en het is niet moeilijk in te zien waarom Chris Pratt als grote kanshebber wordt gezien voor de rol van Indiana Jones in een nieuwe film over deze beroemde archeoloog/avonturier. Dallas Howard op haar beurt begint wel erg stereotiep als koele kikker, maar maakt vervolgens re-de-lijk geloofwaardig de switch naar betrokken actieheldin. De manier waarop ze continu alles op haar hoge hakken blijft doen – of ze nu in de modder of op de keien loopt – is natuurlijk belachelijk, maar de filmmakers lijken zich hiervan bewust te zijn in een komisch slow motion shot laat in de film, waarin Claire hulp uit onverwachte hoek erbij haalt.

In ‘Jurassic World’ mis je wel degelijk de oorspronkelijke verwondering bij het zien van de dino’s. Het is gewoon moeilijk, of eigenlijk onmogelijk, om net zo overdonderd te zijn als toen. Als de twee neefjes in hun hamsterbal ineens tussen een stel flinke dino’s door navigeren, proberen de filmmakers een soortgelijke scène uit het origineel na te bootsen – waarin de personages in jeeps ineens huizenhoge brontosaurussen op hun achterpoten zien staan om blaadjes van de bomen te eten – maar hetzelfde gevoel van ontzag blijft nu uit bij de kijker. Maar ook al geeft ‘Jurassic World’ voor een flink gedeelte een gevoel van ‘been there, done that’, is dit niet altijd erg. Aan de ene kant is het niet verkeerd om aan zo’n geweldige film herinnerd te worden, en aan de andere kant, gaat het adagio ‘als het niet stuk is, hoef je het ook niet te repareren’ ook deels op. Als het gewoon werkt, zou je bijna gek zijn om het compleet anders aan te pakken. ‘Jurassic World’ is uiteindelijk, in zowel eigen recht als een nostalgische terugblik, een film geworden die vermaakt, opwindt en verrast. Het is een film die met opgeheven hoofd in de schaduw mag staan – want dat is onvermijdelijk – van de reus die hem voorging.

Bart Rietvink

Waardering: 3.5

Bioscooprelease: 11 juni 2015
DVD- en blu-ray-release: 7 oktober 2015