Lady in the Lake (1946)

Regie: Robert Montgomery | 99 minuten | romantiek, misdaad, thriller | Acteurs: Robert Montgomery, Audrey Totter, Lloyd Nolan, Tom Tully, Leon Ames, Jayne Meadows, Dick Simmons, Morris Ankrum, Lila Leeds, William Roberts, Kathleen Lockhart

‘Lady in the Lake’ is de enige film in de filmgeschiedenis die in de eerste persoon geschoten is. Dat wil zeggen, we zien hoofdpersonage Marlowe nooit (of nauwelijks) in beeld, en voortdurend zien we alleen wat hij ziet. Wanneer andere personages hem aankijken, kijken ze ook de toeschouwer recht aan. Wordt Marlowe in zijn gezicht geslagen, dan ziet ook de kijker een vuist recht op zich afkomen. Het is een interessant experiment en Montgomery’s film is alleen al door dit originele aspect de moeite van het kijken waard.

Door de toeschouwer letterlijk in de schoenen van het hoofdpersonage te plaatsen lijkt er sprake te zijn van een ultiem soort subjectiviteit of identificatie. Bresson gaf zijn hoofdpersonage in ‘Pickpocket’ praktisch geen zichtbare emoties waardoor de toeschouwer zijn eigen emoties en gedachten op het personage kon projecteren. Ozu liet de personages die met elkaar in gesprek zijn rechtstreeks in de camera kijken, waardoor de toeschouwer erg direct bij de conversatie betrokken was. In ‘Lady in the Lake’ ís de kijker het personage.

Gek genoeg zorgt dit toch niet voor een sterker gevoel van betrokkenheid. Dit heeft verschillende oorzaken. Ten eerste zijn het de meer gekunstelde momenten van deze techniek die de kijker ervan bewust houden dat het hier om een film gaat met een voorbedacht script. Een glas wordt ons aangereikt, wat we, met een in beeld verschijnende hand, aannemen. Een dame tuit haar lippen, sluit haar ogen, waarop de camera dichterbij komt en het scherm zwart wordt. Het is grappig en origineel maar niet veel meer dan dat. Het is niet interactiever dan een conventionele film en paradoxaal genoeg heeft het bijna letterlijk in de film plaatsen van de toeschouwer tot gevolg dat hij zich des te meer hierbuiten voelt staan.

Daar komt bij dat bepaalde camerabewegingen of standpunten in eerste instantie misschien realistisch lijken, maar het vaak niet zijn. Zo draaien we niet (betrekkelijk) langzaam van de ene naar de andere kant van de kamer als we naar iemand of iets anders willen kijken. In feite “cutten” we in het echte leven van het ene naar het andere object. We doen onze ogen een fractie van een seconde dicht of we draaien ons hoofd of onze ogen heel snel – waarbij de tussenliggende ruimte niet of nauwelijks wordt waargenomen – voordat we een volgend ding of persoon bekijken.

Toch is er op zekere hoogte wel sprake van een verhoogde subjectiviteit of participatie. Het feit dat personages jou persoonlijk aankijken en dat je via de camera fysiek beïnvloed wordt door je omgeving zorgt voor een eigenaardig gevoel van “erbij zijn”. Het is alleen de vraag waarbij. Meer dan een film waar de kijker wordt ingetrokken, lijkt het meer op een hoorspel of theaterstuk waarin de kijker/luisteraar direct wordt aangesproken.

Deze laatste associatie had misschien vermeden kunnen worden door de hoeveelheid praatscènes te verminderen. De eerste persoonstechniek is interessant, maar als deze alleen maar wordt ingezet om de hoofdpersoon een kamer binnen te laten lopen en een gesprek aan te laten gaan met andere personages, blijft het allemaal wat te statisch en beperkt. Er zijn weinig interessante omgevingen en het enige (interessante) camerawerk waarover te spreken is, komt voort uit de centrale gimmick. Er zitten wel degelijk leuke en spannende scènes in de film. Zo is er een heftig auto-ritje en een grappige ontmoeting met een dronken voorbijganger. Ook de moeite waard zijn de scène waarin Marlowe het eerste lijk ontdekt een spannende eindsequentie waarin Marlowe de hoofdverdachte volgt naar haar appartement, en de leuke momenten met de aantrekkelijke secretaresse van uitgeefster Adrienne Fromsett, die steeds door Marlowe wordt afgeleid wanneer ze weer eens het kantoor van haar werkgeefster binnenkomt, terwijl Marlowe haar lang blijft nakijken (dit tot frustratie van een jaloerse Fromsett).

De acteurs zijn overigens sowieso aardig competent en goed op hun plek in dit karakteristieke film noir verhaal, gebaseerd op een roman van Raymond Chandler (‘The Big Heat’). Ze voelen het pulpachtige materiaal goed aan, en voegen allemaal een interessante kwaliteit toe. Montgomery is afgezien van zijn stoere opmerkingen een wat kleurloos personage, maar Totter is erg vermakelijk als de niet zo erg fatale “femme” Adrienne Fromsett, die wel erg vaak haar wenkbrauw optrekt wanneer Marlowe (oftewel, de kijker) weer eens iets bezwaarlijks zegt. Lloyd Nolan is een interessante “bad cop”, en Jane Meadows steelt al de scènes waar ze in voorkomt als de vlug van de tongriem gesneden Crystal Kingsby.

Het verhaal op zich is adequaat, al is het weinig spannend of opzienbarend. Tenminste, niet in de hier gepresenteerde vorm. Misschien als er wat meer actie en afwisseling in had gezeten, had er iets meer interesse voor de inhoud gegenereerd kunnen worden. Nu voldoet het slechts marginaal als kapstok voor deze nieuwe wijze van filmen.

De hier gebruikte, unieke methode is uiterst boeiend. Het zorgt hier niet bepaald voor een hoge mate van (emotionele) betrokkenheid, maar het hoeft niet te betekenen dat het experiment dus (volkomen) heeft gefaald. Het zou interessant zijn om te zien wat Orson Welles, die ooit het plan had om zijn eerste film op een soortgelijke manier te filmen, er bijvoorbeeld van zou hebben gemaakt. Misschien dat er met genoeg visuele flair en een interessante(re) inhoud gesproken had kunnen worden van een zonder meer geslaagde film. ‘Lady in the Lake’ is een vermakelijke en betrekkelijk vakkundig gemaakte curiositeit, die uiteindelijk echter niet genoeg boven zijn eigen gimmick uit weet te stijgen.

Bart Rietvink