Little Caesar (1931)

Regie: Mervyn LeRoy | 79 minuten | drama, misdaad | Acteurs: Edward G. Robinson, Douglas Fairbanks Jr., Glenda Farrell, William Collier Jr., Sidney Blackmer, Ralph Ince, Thomas E. Jackson, Stanley Fields, Maurice Black, George E. Stone, Armand Kaliz, Nicholas Bela, Ernie Adams, Elmer Ballard, Ferike Boros, Kernan Cripps, George Daly, Ben Hendricks Jr., Al Hill, Lucille La Verne, Gladys Lloyd, Noel Madison, Tom McGuire, Louis Natheaux, Gay Sheridan, Larry Steers, Landers Stevens

Aan het begin van de jaren dertig kwam een nieuw subgenre sterk opzetten; de gangsterfilm. Voor die tijd werden er uiteraard ook al films over de criminele wereld gemaakt – de eerste van enige betekenis maakte pionier DW Griffith al in 1912 met ‘Musketeers of Pig Alley’ – maar pas toen de geluidsfilm zijn intrede had gedaan kregen de films meer impact. Waarschijnlijk gaven de vette accenten van de gangsters, die hun geheel eigen idioom hadden, de doorslag. De films die aan het begin van de jaren dertig werden gelanceerd, waaronder ‘The Public Enemy’ (1931) en ‘Little Caesar’ (1931), dienden als voorbeeld voor alle filmmakers die daarna kwamen. Tussen 1940 en 1970 werden er slechts sporadisch gangsterfilms gemaakt, maar in de jaren zeventig kende het genre, vooral dankzij de ‘Godfather’-trilogie een comeback. Want ja, ook Francis Ford Coppola werd beïnvloed door de baanbrekende rolprent van regisseur Mervyn LeRoy in ‘Little Caesar’.

Wat zo opvalt aan ‘Little Caesar’ is hoe gewelddadig de criminelen eigenlijk zijn. Edward G. Robinson speelt Cesare Enrico Bandello – kortweg Rico – een kleine crimineel die zijn dagen vult met het overvallen van kleine winkeltjes en pompstations. Hij wordt daarbij geholpen door Joe Massara (Douglas Fairbanks Jr.), zijn grote steun en toeverlaat. Maar Rico is het eigenlijk zat om als kruimeldief dienst te doen; hij is klaar voor het grote werk, in het centrum van Chicago. Joe daarentegen is het leven als crimineel zat en zou het liefste in de entertainmentindustrie aan de slag gaan. En dus scheiden hun wegen. Rico sluit zich aan bij een invloedrijke criminele bende, waar hij al snel de scepter zwaait. Hij schuwt het geweld niet en gaat regelrecht op zijn doel af: de machtigste man worden in Chicago. Joe gaat aan de slag als danser en ontmoet daar zijn grote liefde Olga (Glenda Farrell). Rico plant een overval op de club waar Joe werkt en vraagt zijn medewerking. Als bij die roof, door toedoen van Rico, een dode valt, begint het geweten van Joe te knagen.

‘Little Caesar’ is gebaseerd op een roman van WR Burnett, die door Francis Faragoh en Robert N. Lee tot een script werd verwerkt. Beide heren ontvingen een Oscarnominatie voor hun werk. Het verhaal is voor de liefhebber van het gangstergenre heel herkenbaar – en voor zijn tijd behoorlijk gewelddadig. Toch is de opbouw van de film niet al te sterk en is het verhaal in dramatisch opzicht niet in balans. Het publiek werd door Rico Bandello’s geschiedenis ongetwijfeld herinnerd aan de toestand in de échte wereld. De barre economische tijd aan het begin van de jaren dertig vormde een voedingsbodem voor criminelen als Al Capone (op wie het personage Rico gebaseerd zou zijn). In historisch perspectief bezien vertoont deze geschiedenis over immoreel verworven rijkdom sterke parallellen met de beurskrach op Wall Street in 1929, die immers voortkwam uit slechte regulering, massaspeculatie en hysterie en ertoe leidde dat een kleine groep kon profiteren van de ondergang van veel anderen.

Edward G. Robinson is uitermate geschikt voor de rol van meedogenloze gangster. Rico wil steeds meer en geeft uitdrukking aan het verlangen naar acceptatie en succes in een onverschillige wereld. Hij terroriseert zijn onschuldige medemens en vernietigt de samenleving die hij wil beheersen. Zijn machtshonger ontaardt uiteindelijk zelfs in moordlust. Robinson heeft de perfecte boeventronie, veel meer dan die ándere acteur die het gangstergenre op de kaart zette, James Cagney. De personages die Cagney neerzette zijn echter vaak veel realistischer omdat ze ook hun goede kanten hebben. Robinsons Rico is eigenlijk in en in slecht, waardoor het voor de kijker moeilijk is om met hem mee te leven. Dat zijn personage – net als alle andere is deze film – een karikatuur is doet niets af aan Robinsons overtuigende acteerwerk. Zeker vergeleken bij zijn medespelers springt hij er duidelijk uit. Douglas Fairbanks Jr. is een charmante verschijning maar acteert vlak. Hetzelfde geldt voor Glenda Farrell. De gangsters uit Rico’s bende zijn jammer genoeg erg eendimensionaal. Dat het tijdperk van de stomme film nog maar net achter hen ligt is aan een aantal van hen duidelijk te merken; hun mimiek is té zwaar aangezet en hun gebaren zijn overdreven. Met name Stanley Fields, die Rico’s directe baas Sam Vettori speelt, heeft hier een handje van. Gelukkig maakt regisseur Mervyn LeRoy met zijn dynamische regie veel goed. Jammer genoeg brengt hij nauwelijks gedurfde en inventieve shots en laat de montage ook te wensen over.

Genres zijn vaak tekenend voor hun tijd. Mervyn LeRoys ‘Little Caesar’ was een van de eerste gangsterfilms en geeft bovendien een opmerkelijk tijdsbeeld omdat hij in de crisisjaren tot stand kwam. De film ademt een sfeer van paranoia die direct verband houdt met het barre economische klimaat van die dagen. Omdat in het begin van de jaren dertig juist een grote behoefte aan maatschappelijke saamhorigheid bestond, is deze klassieke rolprent van LeRoy veel meer geworden dan zomaar een vroege gangsterfilm. ‘Little Caesar’ is in filmisch opzicht degelijk en vermakelijk, maar ook oppervlakkig en onevenwichtig. Als historisch document daarentegen is deze film interessante kost voor iedere liefhebber.

Patricia Smagge