Live Flesh – Carne trémula (1997)

Regie: Pedro Almodóvar | 98 minuten | drama | Acteurs: Javier Bardem, Francesca Neri, Liberto Rabal, Ángela Molina, José Sancho, Penélope Cruz, Pilar Bardem, Álex Angulo, Mariola Fuentes, Yael Be, Josep Molins, Daniel Lanchas, María Rosenfeldt

Een film Almodóvar meer dan waardig, deze ode aan het leven. De Spaanse regisseur weigert de mens als slecht te accepteren maar geeft tegelijkertijd blijk van een immens inzicht in zijn zwarte kanten; niet op melodramatische of trieste wijze, maar speels en hartstochtelijk. De wereld van Almodóvar ligt ver buiten de poolcirkel, zij schreeuwt van het leven en dan zou je ‘Carne trémula’ ook nog een thriller kunnen noemen.

Wat kunnen wij calvinisten uit Noordwest-Europa – met het woord als hoogste goed – dan nog doen? Bewonderend toekijken bovenal, want beelden spreken voor twee in de films van Almodóvar. ‘Carne trémula’ draait om bizarre voorvallen (toevallen?!) die het leven van de hoofdpersonen bepalen; wie een hekel heeft aan spoilers moet de rest van de alinea maar even overslaan. Victor wordt op kerstnacht geboren in een Madrileense lijnbus, als zoon van een alleenstaande prostituee (Penélope Cruz in een kleine rol). Victor is de onschuldigste jongen die je maar kunt bedenken; toch belandt hij twintig jaar later in de gevangenis omdat twee rechercheurs hem aanzien voor een verkrachter en hij de schuld krijgt van het neerschieten van één van de twee. Er is echter meer aan de hand, want de agressieve Sancho was beschonken en verdenkt zijn vrouw van vreemdgaan met collega David. Wanneer de aantrekkelijke Victor na zijn vrijlating het graf van zijn inmiddels overleden moeder bezoekt is daar net de begrafenis van Elena’s vader aan de gang. Victor mengt zich in de stoet en ontmoet daar behalve Elena – inmiddels directrice van een kindertehuis en getrouwd met haar ‘redder’ David – een oudere vrouw (Ángela Molina), met wie hij een verhouding begint; deze Clara blijkt de echtgenote van Sancho. Victor gaat dan ook nog eens als vrijwilliger aan de slag in Elena’s kindertehuis, in het geheim geschaduwd door de verlamde David…

Met het voorgaande wordt een reeks onnavolgbare en volstrekt natuurlijke gebeurtenissen in gang gezet, door Almodóvar subtiel verwerkt in een drietal verhaallijnen – eigenlijk een achtje met Victor als knooppunt – die volmaakt samenwerken en uiteindelijk samenkomen. Het is daarnaast Almodóvar’s kracht en handelsmerk om christelijke elementen (Victor als Jezus) vloeiend te vermengen met wereldse items als onderdrukking en seks om vervolgens toch uit te komen bij de kern van de menselijke natuur, met een hoopvol einde nog wel. De lach en de traan zijn onmiskenbaar met elkaar verbonden in ‘Carne trémula’ door de levenslust die de filmmaker aan het lot verbindt. Een mooi voorbeeld is wanneer Victor – een obsessief type dat Almodóvar in eerdere films al gebruikte – en de jaloerse David een handgemeen onderbreken om een voetbaldoelpunt op televisie te vieren. Het is weinigen gegeven dat te doen zonder geloofwaardigheid te verliezen, want humor en drama laten zich niet zonder slag of stoot in één film verenigen. Je moet er al je filmische talenten voor aanwenden; qua scenario, casting – helemaal in orde van hunk Rabal via de beeldschone Neri tot de veelzijdige Bardem – en vooral qua inzicht in de rijke geschakeerdheid van menselijke verhoudingen; als het je dan ook nog lukt een thrillerelement te handhaven ben je een grote. Je kunt je storen aan de toevalsconstructies in deze film, maar wat dan nog? Hangt het hele leven van de bevruchting af niet aan elkaar van het toeval?

Jan-Kees Verschuure

Waardering: 4.5

Bioscooprelease: 5 maart 1998