Night of the Ghouls (1959)

Regie: Edward D. Wood Jr | 69 minuten | horror | Acteurs: Kenne Duncan, Duke Moore, Tor Johnson, Valda Hansen, Johnny Carpenter, Paul Marco, Don Nagel, Bud Osborne, Jeannie Stevens, Harvey B. Dunn, Margaret Mason, Clay Stone, Marcelle Hemphill, Tom Mason, James La Maida, Tony Cardoza, John Gautieri, Karen Hairston, Karl Johson, Leonard Barnes, Frank Barbarick, Francis Misitano, David De Maring, Criswell

Deze ‘Night of the Ghouls’ is van Ed Wood die geldt als de slechtste regisseur aller tijden. Waren zijn beperkingen als regisseur al in meerdere van zijn films duidelijk naar voren gekomen, ook in deze film zijn daar staaltjes van te vinden en wordt het ook zichtbaar dat door zijn eerdere ervaringen zijn regisseurscapaciteiten zich niet in opvallende mate lieten opschroeven.

Allereerst het verhaal zelf. De bedrieger Dr. Acula geeft zich als medium uit en licht zijn goedgelovige klanten op. Deze ondergaan vreemd genoeg zijn praktijken zonder kritiek of zelfs maar het geringste commentaar. Skeletten die tijdens een séance aan tafel zitten, waarvan een nota bene met een pruik op? De schedels die Dr. Acula op de poten van zijn stoel heeft gezet? De schedel die in zijn glazen bol staat? Een stem van een overledene die doorkomt via een van Dr. Acula’s handlangers die voor de gelegenheid in een doodskist heeft plaatsgenomen? Zwevende trompetten waar muziek uitkomt? En zwevende lakens die een spookverschijning voor moeten stellen? Het is moeilijk aan te nemen dat de bij de séance aanwezige personages Acula’s praktijken ook maar in het minst serieus kunnen nemen. En dat Wood er blijkbaar vanuit gaat dat de kijker dit wel doet. Wat met dit soort overtrokkenheden echter vooral wordt bereikt is dat de geloofwaardigheid van de ontwikkelingen in de film al snel naar een dieptepunt keldert.

Daarnaast komt de vormgeving van andere zaken en het handelen van deze en gene op zijn zachtst gezegd nogal twijfelachtig over, vooral ook in combinatie met de (onbedoelde) fouten die Wood heeft gemaakt. De politie die een heuse ‘ghost-chaser’ in dienst heeft? Politie-agenten die in het wilde weg met hun armen zwaaien wanneer ze de trekker van hun pistool overhalen? Acula’s als een ‘white ghost’ uitgedoste handlangster die ongenode gasten af moet schrikken door buiten in de rondte te dwalen? De uit Wood’s eerdere film ‘Bride of the Monster’ opduikende Lobo die weer meerdere kogelinslagen weet te overleven? De tijdens de séance aanwezige personen die rustig in hun stoelen blijven zitten wanneer de politie-agent vlak naast hen op Lobo staat te schieten? En die onverstoorbaar met de séance verder gaan wanneer Lobo hem heeft neergeslagen? Het is trouwens ook wel erg opmerkelijk dat de schaduwen van de langs de schutting lopende personen deels in het luchtledige gewoon zichtbaar zijn. En inspecteur Bradford die ‘entered into a hall he did not remember’ maar die daarbinnen ‘found a staircase… he remembered so well’? ‘Echte’ geestverschijningen die hun botten achterlaten wanneer ze weer naar hun graf zijn teruggekeerd? En zo kan er nog wel even doorgegaan worden. Wood zal de diverse gebeurtenissen met de beste bedoelingen in zijn film hebben opgenomen, maar de klungelige vormgeving en uitwerking ervan roepen vooral weer tal van vraagtekens op…

Ook de schrikeffecten die Wood in het leven roept kunnen het griezelgehalte van zijn film niet opvijzelen. Het skelet dat in de kast staat en waarvan blijkbaar geschrokken moet worden als de kastdeur wordt opengedaan? De ijselijke geluiden van het in de lucht ronddansende laken? De door inspecteur Bradford op een wassen beeld lijkende aangetroffen vrouwelijke gestalte ‘just another of Dr. Acula’s gimmicks’ die opeens tot leven komt en hem zogenaamd de stuipen op het lijf jaagt? De rondwarende vrouwelijke geestverschijningen met hun als ijselijk bedoelde gezichtsuitdrukkingen? Tja… de diverse pogingen komen enkel amateuristisch over en wel in een dusdanige mate dat ook de in de hele film als sfeerverhogend griezelig bedoelde muziek eerder een averechts effect heeft. En in combinatie met de ongeloofwaardigheid om niet te zeggen de lachwekkendheid van het hele gebeuren kan de conclusie niet anders luiden dan dat ook deze Wood-film als serieus griezelproduct hopeloos tekort schiet.

Temeer daar hetzelfde geldt voor het acteerwerk van de diverse acteurs dat in de meeste gevallen niet veel meer dan veredeld amateurisme is te noemen. Tor Johnson loopt als Lobo weer rond met alle beperkingen die ook zijn optreden in ‘Bride of the Monster’ kenmerkten. Hetzelfde geldt voor Wood-oudgediende Paul Marco die weer opduikt als de agent Kelton. Daarbij heeft Wood in deze film onmiskenbaar voor een deels humoristische insteek gekozen door Marco’s personage in dit verhaal de clown uit te laten hangen. En het een en ander is in zijn totaliteit inderdaad vaak grappig genoeg. Niet zozeer omdat Wood’s pogingen daartoe zo geslaagd overkomen, maar omdat hij ook wat dit betreft juist de plank misslaat. Ook het tekortschietend acteerwerk van diverse overige acteurs draagt daar aan bij. Het meest sprekende voorbeeld is wat dat betreft het optreden van het bejaarde echtpaar, vooral in de scène waar deze oudjes angst en paniek moeten uitstralen wanneer ze een ‘geestverschijning’ zien. In alle amateurisme is dit qua humor het meest gedenkwaardige hoogtepunt in deze film, hoewel ook het overig twijfelachtig acteerwerk van deze en gene er voor zorgt dat er wel het een en ander te lachen valt. Dit ondersteund door de nodige onnatuurlijke spreektonen in ongeloofwaardige dialogen en tal van overige tekortkomingen tegen de achtergrond van goedkope en slechte decors. Waarbij ook door de toelichtingen gevende voice-over Wood’s beperkingen als verhalenverteller nog eens worden benadrukt.

Maar ondanks alles lukt het Wood om ook deze keer de aandacht weer vast te houden. Hij heeft opnieuw een paar goede ingevingen gehad die de horrorliefhebber in elk geval zal weten te waarderen. De locatie waar de gebeurtenissen zich afspelen is dezelfde als die in ‘Bride of the Monster’ en daarmee is ook nu weer sprake van de nodige duistere invloeden: een donker en spookachtig huis in een duister en afgelegen moeras, de nodige slachtoffers die met boze bedoelingen worden gemaakt, een nabijgelegen kerkhof, bliksemflitsen en geestverschijningen die tijdens de volle maan tussen de nachtelijke mistnevels rondwaren… Ook voor deze Wood-film geldt dat het hele gebeuren in elk geval wel sfeervol is en ook nergens saai wordt. Maar wat deze film bovenal de moeite waard maakt is wederom het scala van onvolkomendheden dat Wood aan zijn publiek voorschotelt, ongeacht of die nu serieus of humoristisch bedoeld zijn. Wel zal opnieuw duidelijk worden dat Wood’s capaciteiten heel wat te wensen overlieten, een opvatting waar de meeste kijkers zich bij zullen aansluiten, ook wanneer ze met zijn overig werk of zijn reputatie onbekend zijn. Desondanks heeft Wood zich wederom er niet van laten weerhouden om zijn film te maken, in de overtuiging dat hij een wezenlijke bijdrage leverde aan de filmindustrie en met zijn films ook zijn stempel daarop drukte. En hoewel ‘Night of the Ghouls’ tientallen jaren op de plank is blijven liggen omdat Wood het door gebrek aan financiële middelen niet uit kon brengen, is hem dat ook met deze film in meer of mindere mate weer gelukt, hoewel niet om redenen zoals Wood bedoeld zal hebben. Om deze film daarbij ook daadwerkelijk te kunnen waarderen dient het een en ander wel opnieuw naar Wood-maatstaven beoordeeld te worden. En in dat geval blijkt ‘Night of the Ghouls’ weliswaar minder in het oog springend als diverse andere van Wood’s serieus bedoelde horrorproducties, maar levert het genoeg geslaagd entertainment op om het voor de Wood-fans en de liefhebbers van trashfilms de moeite meer dan waard te maken.

Frans Buitendijk