Outlander (2008)

Regie: Howard McCain | 115 minuten | drama, horror, avontuur, romantiek, fantasie, science fiction | Acteurs: James Caviezel, Sophia Myles, Jack Huston, John Hurt, Cliff Saunders, Patrick Stevenson, Aidan Devine, Ron Perlman, Bailey Maughan, John Nelles, James Preston Rogers, Scott Owen, Petra Prazak, Owen Pattison, Matt Cooke

Aliens en monsters laten vechten in Noorwegen ten tijde van de Vikingen: het lijkt een bizar hersenspinsel van een scenarioschrijver die het spoor bijster is, maar zo uitzonderlijk blijkt het toch niet te zijn. Immers, in ‘Beowulf’ gebeurde ongeveer hetzelfde, maar dan in het Denemarken van de achtste eeuw, en met een meer mythisch en magisch dan buitenaards monster. En ‘Outlander’ heeft nog veel meer overeenkomsten met andere avonturen-, science fiction-, en monsterverhalen. Bij het kijken van deze vermakelijke combo van ideeën en monsters uit films als ‘Predator’, ‘The Host’, ‘Alien’, ‘The Lord of the Rings’, ‘Excalibur’, ‘King Kong’, en zelfs ‘Demolition Man’, word je voortdurend aan deze – meestal betere – films herinnerd, maar hoewel dit de doodsteek voor een film kan zijn, is ‘Outlander’ gewoon een leuke, onpretentieuze mix van bekende elementen geworden, met zelfs nog plaats voor enkele momenten van reflectie en bezinning. Veel meer kun je van een pulpy b-film – wat ‘Outlander’ toch in feite is – niet verwachten. Dan kunnen de matte vertolking van hoofdrolspeler Jim Caviezel en de oppervlakkige slotakkoorden van de film nog best op de koop toe worden genomen.

De film komt, vooral bij kijkers met een deugdelijk geluidssysteem, met een knal de huiskamer binnen wanneer een gehavend ruimteschip met een noodgang door het beeld zoeft. Vervolgens zien we het ruimteschip zelf dat zich, brandend en wel, door de dampkring scheert. De gezagvoerder, Kainan, stort neer in een meer, maar leeft gelukkig nog. Hij laat zijn computer uitzoeken, waar hij is – Noorwegen, op de Aarde, zo blijkt – en laat een handig apparaatje hem het lokale dialect bijbrengen. Even in enkele seconden pijnloos een programmaatje downloaden zoals in ‘The Matrix’ is er echter niet bij. Hij krijgt een grijpertje op zijn oog, waarmee hij razendsnel een cursus Noors krijgt ingeprent, waarbij hij het uitschreeuwt en – na afloop – moet overgeven. Een leuke, semi-geloofwaardige touch, die alleen weer teniet wordt gedaan door het gebruik van de louter Engelse taal. Natuurlijk is dit een algemeen gebruik in Amerikaanse films die zich in het buitenland afspelen, maar wanneer het taaldilemma zo nadrukkelijk benoemt wordt, valt de inconsequentie hiervan juist op. Maar een kniesoor die hierop let.

Kainan weet dat hij niet alleen is, en gaat met een vervaarlijk uitziend pistool op jacht naar het monster dat hem vergezeld heeft op zijn reis. Het loopt echter niet zoals hij had gehoopt en hij wordt gevangen genomen door een lokale strijder, Wulfric, die hem meeneemt naar zijn kamp. Vanaf dit punt begint de film op een ‘The Lord of the Rings’-light te lijken, met een omgeving en Vikingen die veel weg hebben van Rohan en zijn strijders (de Rohirrim) uit ‘The Two Towers’. Natuurlijk is Tolkien op zijn beurt beïnvloed door de Viking-cultuur, maar de gelijkenissen tussen de films zijn niet te missen. Wulfgren is een wat minder charismatische variant van Éomer – met een zelfde soort baardje; ook hier is een pittige roodharige schone aanwezig, die goed weg weet met een zwaard (Sophia Myles); er is zelfs een personage dat Boromir heet; en wanneer Kainan uiteindelijk de confrontatie met de monsterlijke Moorwen moet aangaan, wordt er voor hem een nieuw koningszwaard gesmeed, net zoals in… jawel.

Zeker, het doet soms de wenkbrauwen fronsen, maar het wordt smakelijk genoeg gepresenteerd, en wanneer het monster eenmaal zijn intrede doet, krijgt het verhaal weer een hele eigen sfeer. Het beest is niet altijd even geavanceerd geanimeerd, maar zijn verschijning is toch tamelijk bijzonder. Hoewel het niet meevalt om tegenwoordig een origineel monster te produceren – deze lijkt een beetje op een kruising tussen Godzilla en het creatuur uit ‘The Host’ – doet hij interessante dingen. Hij heeft een lange vurige staart en is volkomen zwart/donker tenzij hij zijn slachtoffers wil lokken, in welk geval hij rood oplicht. Wanneer een personage hem op deze manier ziet, is het meestal al te laat: een fractie van een seconden later heeft die persoon de lange staart/tentakels van het beest door zijn lichaam, en wordt zijn hart eruit gerukt. Het is dus zeker geen standaard fantasiemonster, maar eerder een science fiction-verschijning, een beest weggelopen uit een Japanse manga of een ‘Final Fantasy’-film.

De “moorwen”, door Kainan getypeerd als een draak, is een verschijning die de Vikingen niet kunnen bevatten. Alleen Kainan zelf kent hem, en weet hoe ze hem het beste kunnen doden. Deze twee “aliens” zullen het uiteindelijk tegen elkaar moeten opnemen in een survival of the fittest (zo’n beetje als de twee bezoekers uit het verleden in ‘Demolition Man’). Het ligt misschien in de lijn der verwachtingen, maar toch is het jammer dat de laatste akte van de film uit een simpele jachtpartij op dit beest bestaat, in zijn eigen grot, en er niet iets meer van de personages en hun onderlinge verhoudingen is laten zien, waar genoeg mogelijkheden voor geboden worden. Wanneer bijvoorbeeld aartsvijand van Wulfgren en zijn koning Rothgar, Gunnar (Ron Perlman), na eerst een gruwelijke aanval te hebben uitgevoerd op de mannen van Rothgar, moet vluchten voor de moorwen en zijn toevlucht zoekt – en krijgt – in het kamp van Rothgar, wordt hier verder niets mee gedaan. Het ligt voor de hand dat ze nu hun krachten gaan bundelen in hun jacht op de gemeenschappelijke vijand, en een soort broederlijke erecode naleven, maar helaas komt Gunnar na dit incident niet eens meer in de film voor.

Wat verder jammer is, is dat hoofdrolspeler Jim Caviezel zijn rol vertolkt alsof hij zich in een Griekse tragedie bevindt. Freya (Sophia Myles) vertelt in een voice-over dat ze Kainan ziet als door de Goden gezonden, en inderdaad lijkt het door zijn gewichtige, serieuze voorkomen alsof Caviezel denkt dat hij in ‘The Passion of The Christ II’ speelt, als de teruggekeerde zoon van God, die de last van de wereld op zijn schouders draagt. Jammer, want iets meer passie en inspirerende leiderskwaliteiten van zijn kant hadden de film wat meeslepender kunnen maken.

‘Outlander’ weet door enkele onfortuinlijke keuzes helaas geen sterke fantasyfilm te worden. Dat het echter ook geen slechte is, komt door, naast een leuk monster en een aardige mix van elementen, enkele capabele acteurs en intelligente momenten. Regisseur Howard McCain heeft namelijk het geluk te mogen beschikken over gelauwerde acteur John Hurt, die een film, hoe cheesy ook, toch altijd een extra klasse weet te bezorgen. Hij overtuigt als de streng doch rechtvaardige koning, die toch met zijn hart beslissingen maakt. Ook bevat de film een verrassende kritiek op kolonialisme en oorlogsmoraal. Zo blijkt dat Kainan de toorn van het monster zelf over zich af heeft geroepen door de veroveringsdrift van zijn volk, dat de planeet van de moorwens in de as heeft gelegd, puur om dit gebied te kunnen annexeren. Wanneer Kainan deze geschiedenis opbiecht aan Freya – om aan te tonen dat hij echt niet zo’n nobel mens is – zien we beelden waarin stapels uitgemoorde moorwens met schuifmachines in massagraven geschoven worden, herinneringen oproepend aan (iconografie van) de holocaust.

Dit verhaal impliceert dat de monsters niet veel te verwijten valt en dat ze alleen uit wraak handelen, en ook het shot van de lichtelijk trillende oogleden van het beest aan het einde van de film, lijkt enige sympathie voor het beest te willen oproepen. Een welkome gedachte. Toch is de moorwen in dit verhaal vooral bloeddorstig en meedogenloos, getuige de stapels lijken die hij in de film verzamelt en is ‘Outlander’ in de eerste plaats een film over een gruwelijk monster dat verslagen moet worden door de grote held. En als zodanig voldoet de film aardig. Ook al had de film met wat meer flair en ontwikkeling tot grotere hoogte kunnen stijgen, de avontuurlijke monsterfilm die ‘Outlander’ nu is geworden, is nog zeker prima te versmaden.

Bart Rietvink