Robinson Crusoe (1954)

Regie: Luis Buñuel | 90 minuten | drama, avontuur | Acteurs : Dan OHerlihy, Jaime Fernández, Felipe de Alba, Chel López, José Chávez, Emilio Garibay

Na een zware storm op zee spoelt Robinson Crusoe als enige overlevende aan op het strand van wat later een verlaten eiland blijkt te zijn. Als de ernst van de situatie tot hem doordringt, treedt direct zijn overlevingsdrang in werking. Hij zoekt naar beschutting en eten en drinken en zwemt meerdere keren naar het scheepswrak waar hij zoveel mogelijk spullen uit haalt voordat het naar de bodem van de oceaan zinkt. Ook neemt hij de kat en de scheepshond mee, de enige twee levende wezens met wie hij kan ‘praten’.

Zo goed en zo kwaad als het kan richt hij met de spullen van het schip en van wat hij op het eiland vindt een comfortabel onderkomen in. Voor geestelijke bijstand gebruikt hij een bijbel. Jaar na jaar verstrijkt, maar er is geen enkel schip dat het eiland aan doet. Hij krijg te maken met ziekte, verdriet over de dood van de hond die zijn trouwe metgezel is geworden en de eenzaamheid die maakt dat hij hallucineert en zelfs in een vallei gaat staan roepen om door middel van de echo in hemelsnaam maar een menselijke stem te horen. Tegelijkertijd heeft hij wel een goedlopende geitenboerderij opgezet en zijn de graanoogsten zodanig dat hij brood kan bakken.

Op een dag doen kannibalen zijn eiland aan en hoewel hij snakt naar menselijk gezelschap, vreest hij nu voor de verstoring van zijn geordende bestaan, maar vooral voor zijn leven en blijft uit het zicht. Bij een volgend bezoek van de wildemannen ontsnapt een van de kannibalen die op het menu van zijn stamgenoten staat. Crusoe neemt deze ‘Vrijdag’ onder zijn hoede en voedt hem op tot een waar christen.

Buñuel volgt trouw het welbekende boek van schrijver Daniel Defoe, maar zoals te verwachten met hier en daar een zeer persoonlijke tintje. Wanneer Crusoe ijlend van de koorts geen water meer bij de hand blijkt te hebben en ook te zwak is om dit te gaan halen, ziet en hoort hij zijn vader die hem sarcastisch en gemeen lachend inwrijft dat hij hem toch gewaarschuwd had, maar ja, hij moest en zou toch op reis gaan? Ook al krijg je medelijden met de zieke die zijn laatste water verspilt door de kruik uit zijn handen te laten glippen en de eenzaamheid erger dan ooit op hem drukt, moet je ook lachen om het ongegeneerde leedvermaak van zijn vader.

Erg apart is de suggestie van een homo-erotische verhouding tussen Robinson Crusoe en Vrijdag, iets dat zelfs niet door lezers met een mega gevoel voor fantasie uit het boek kan worden opgemaakt. Je voelt bijna het gegniffel van de regisseur over deze provocatie en het moet gezegd, het is ook wel erg geestig.

Maar naast al deze grappenmakerij zijn de momenten van Crusoe’s zwakte en eenzaamheid ontroerend en ook mooi gespeeld. Erg aangrijpend is het moment waarop hij vlak voor het verlaten van zijn onderkomen nog een laatste blik werpt op wat al die lange jaren de peilers van zijn bestaan hebben gevormd. Je voelt zijn verwondering over hoe nietig en onbelangrijk het allemaal lijkt te zijn, terwijl het decennialang zijn enige kans was om te overleven onder extreme omstandigheden.

Diana Tjin-A Cheong