Rosebud (1975)

Regie: Otto Preminger | 125 minuten | actie, thriller, avontuur | Acteurs: Peter O’Toole, Richard Attenborough, Cliff Gorman, Claude Dauphin, John V. Lindsay, Peter Lawford, Raf Vallone, Adrienne Corri, Amidou, Joseph Shiloach, Brigitte Ariel, Isabelle Huppert, Lalla Ward, Kim Cattrall, Debra Berger, Hans Verner, Georges Beller, Françoise Brion, Julian Pettifer, Edward Behr, Mark Burns, Klaus Löwitsch, Maria Machado, Ori Levy, Paul Bonifas, Said Boussouvar, Garry Bunce, Sylvain Corthay, Rosemary Falksgog, Patrick Floersheim, Ted Gershuny, Gib Grossac, Elizabeth Kaza, Edgar Kinderman, Jack Lenoir, Nissim Levy, Mourad Mansouri, Serge Marquand, Jean Martin, Yakar Semach, Nick Vogel

Zelfs de beste filmmakers kunnen hun magic touch verliezen als ze ouder worden. Zo zijn de films die Alfred Hitchcock uitbracht na ‘Marnie’ (1964) op zijn zachtst gezegd erg wisselvallig. Ook Otto Preminger was op een zeker moment over zijn hoogtepunt heen. De man die ons ‘Laura’ (1944) en ‘Anatomy of a Murder’ (1959) schonk, maakte in de nadagen van zijn carrière films die vlees noch vis waren. Slappe aftreksels van zijn beste werk, die zelfs door gerenommeerde acteurs niet gered konden worden. Een mooi voorbeeld van een totaal mislukte Preminger is ‘Rosebud’ uit 1975. Hoewel de plot van deze politieke thriller best potentie heeft en men acteurs van naam (onder wie Peter O’Toole, Richard Attenborough en Isabelle Huppert) wist te strikken, presteren de regisseur en zijn zoon Erik – die het scenario schreef – er een oersaaie, ellenlange en bijzonder trage film van te maken die nooit spannend wordt.

Het verhaal van ‘Rosebud’ draait om de zoektocht naar vijf verwende, steenrijke jonge meiden, die allemaal uit invloedrijke families afkomstig zijn. Ze zijn ontvoerd door de Palestinian Liberation Army – die aandacht willen vragen voor de situatie in Palestina – toen ze op de plezierjacht Rosebud op weg waren voor een vakantie naar Griekenland. De bemanning van de jacht wordt vermoord (met een kurkentrekker!) en de vrouwen worden meegenomen naar een afgelegen boerderij op Corsica. De terroristen eisen dat de westerse televisie filmpjes toont van de strijd die de Arabieren moeten leveren om hun land te beschermen. De Britse CIA-agent Larry Martin (Peter O’Toole), die zich voordoet als reporter van Newsweek, wordt aangesteld om de terroristen op de sporen. Hij doet dit in opdracht van de steenrijke joodse Fransman Fargeau (Claude Dauphin), wiens kleindochter een van de gegijzelden is. Met de hulp van de Israëlische geheim agent Hamlekh (Cliff Gorman) en een West-Duitse inspecteur genaamd Hans Schloss (Klaus Löwitsch) ontdekt Larry dat de mysterieuze, tot moslim bekeerde Engelsman Sloat (Richard Attenborough) het brein is achter de gijzeling. En hij is niet van plan te stoppen voordat Israël vernietigd is…

‘Rosebud’ (met een knipoog naar ‘Citizen Kane’, 1941) is gebaseerd op een novelle van Joan Hemingway (de kleindochter van Ernest) en Paul Bonnecarrere. De productie kende een problematische aanloop. Robert Mitchum was gecast als Larry Martin, maar hij kreeg slaande ruzie met Preminger. Uiteindelijk werd in Peter O’Toole een degelijke vervanger gevonden. Nieuwe problemen ontstonden toen Preminger niet in Oost-Duitsland wilde filmen, met het oog op zijn jarenlange strijd om de nazi’s te ontwijken. Omdat er toch scènes waren die daar geschoten moesten worden, besloot hij dan maar in de auto te blijven zitten. Het raampje ging alleen open als er ‘cut!’ geroepen moest worden. De regisseur probeert zijn publiek bezig te houden door continu van locatie te wisselen. Het ene moment zitten we in Corsica, dan weer in Berlijn, vervolgens hoppen we door naar Israël om daarna weer terug te keren naar Frankrijk. Het verspringen van locatie is in feite het enige dat de film levendig houdt, want verder is ‘Rosebud’ weinig soeps.

De uitvoering laat namelijk bijzonder veel te wensen over. De film oogt flets, biedt nauwelijks spanning en de talloze personages en gebeurtenissen maken het geheel erg stroperig en onoverzichtelijk. Daar komt nog bij dat de acteurs – toch niet de minsten – niets doen om de aandacht van de kijker vast te houden. O’Toole, de man die de film moet dragen, kijkt alsof hij elk moment dood neer kan vallen van verveling. Attenborough zou als de kwade genius schrik aan moeten jagen, maar meer dan een soft, lispelend mannetje dat weinig angst inboezemt is hij niet. De dames die gegijzeld worden, zijn uitermate irritant. Van Isabelle Huppert – hoewel hier nog erg jong – mag je meer verwachten. Wie goed kijkt ontdekt ook een jeugdige Kim Cattrall (‘Sex and the City’) in haar filmdebuut. Vrijwel alle acteurs zijn enorm houterig en vlak. Van sommigen (de vroegere New Yorkse burgemeester John V. Lindsay speelt zijn eerste en enige rol als de vader van een van de meiden) mag je dat verwachten; de meer ervaren acteurs in deze internationale cast stellen zwaar teleur. Ook de technische aspecten (muziek, camerawerk) zijn weinig inventief en onder de maat.

‘Rosebud’ is een zware teleurstelling. Het ambitieuze plot wordt vakkundig om zeep geholpen door een matige en inspiratieloze uitwerking en zwak acteerwerk. Bovendien verzandt het verhaal in zijn overdaad aan personages, verhaallijntjes en complexiteit. Spannend wordt het nooit en met zijn 125 minuten is de film ook nog eens een half uur te lang. Zelfs voor de meest verstokte fan van Peter O’Toole betekent ‘Rosebud’ ruim twee uur afzien…!

Patricia Smagge

Waardering: 1.5

Bioscooprelease: 24 april 1975