Stop-Loss (2008)

Regie: Kimberly Peirce | 113 minuten | drama, oorlog | Acteurs: Ryan Philippe, Channing Tatum, Abbie Cornish, Joseph Gordon-Levitt, Rob Brown, Victor Rasuk, Terry Quay, Matthew Scott Wilcox, Connett Brewer, Timothy Olyphant, Josef Sommer, Linda Emond, Ciarán Hinds, Mamie Gummer, Alex Frost, Chandra Washington, Cora Cardona, Isreal Saldivar, David Kroll, Marie Mizener, Kasey Stevens, Ricky Calmbach, Lee Stringer, J.D. Evermore, Cory Hart, Ric Maddox, Richard Dillard, Laurie Metcalf, Mark Richard, Steven Strait

Laat je niet afschrikken door het MTV-logo waarmee de film ‘Stop-Loss’ vergezeld gaat. Dit is een mooi, aangrijpend, goed geacteerd drama, dat niet heel veel onderdoet voor filmmaker Kimberly Peirce’s grote succesnummer ‘Boys Don’t Cry’, een film waarvoor hoofdrolspeelster Hilary Swank haar eerste Oscar in ontvangst mocht nemen. Nee, niet alles is even subtiel en het verhaal had wellicht wat meer richting kunnen hebben, maar ook hier is het de aandacht voor de personages en hun onderlinge relaties die de grote kracht vormen en veel (mogelijke) kritiek doet verstommen.

De film begint pakkend en indrukwekkend met een heftige achtervolging in Irakese straten en steegjes, waar een groep Amerikaanse soldaten een stel “hadji’s” op de hielen zit. Ze lopen echter in een hinderlaag die sommigen met de dood moeten bekopen. Het is een intense confrontatie, wijselijk zonder opsmuk verfilmd. Zo wordt de dood van een Amerikaanse soldaat zonder gekunsteld, toegevoegd drama getoond. De jongen wordt in het hoofd geraakt en stort ter aarde. Verschrikkelijk, maar de rest kan hier niet te lang bij stilstaan want er moet snel gereageerd worden om de vijanden te kunnen weerstaan. Een realistische situatie, natuurlijk, maar iets wat in films nogal eens wordt vergeten of onder tafel wordt geschoven ten faveure van makkelijk drama. De kijker maakt in ‘Stop-Loss’ precies de chaos en vervreemding mee die soldaten daadwerkelijk moeten ervaren. Geen gevoelige koren op de soundtrack, dus, en geen slow-motion, maar louter bloedspetters en geweerschoten.

Thuis, in Amerika, kunnen de ervaringen in Irak verwerkt worden (of niet) en komt alles tien keer zo hard aan. Nu kan er stil worden gestaan bij de foute beslissing die leidde tot de hinderlaag en de gevolgen die dit heeft gehad, de vermoorde medesoldaten alsook de onschuldige vrouwen en kinderen die in alle hectiek en de pogingen om de vijand het hoofd te bieden, zijn omgekomen. Dat dit emotionele littekens achterlaat is alleen maar logisch. Dit wordt ook, enigszins ten overvloede, onderstreept door Peirce. Iedere teruggekeerde soldaat draait door. Ze gaan aan de drank, wanen zich nog in Irak en graven een schuttersputje in de tuin, gaan met anderen op de vuist, en schieten huwelijksgeschenken en andere prullaria met een geweer aan stukken. De conclusie lijkt te zijn dat het onmogelijk is om na een oorlogservaring nog een normaal leven te kunnen leven. Misschien is dit ook wel zo, maar hetzelfde argument komt net iets te vaak terug.

Ook het bezoeken van de verminkte slachtoffers in het hospitaal doet iets te retorisch aan. Peirce neemt het duidelijk op voor de soldaten. Wellicht niet tegen de oorlog of het leger op zich, wil ze toch in ieder geval de behandeling van deze soldaten bij terugkeer aan de kaak stellen. En soms gebeurt dit op een wat simpele manier, zoals wanneer de zwaar gehavende Latino-soldaat Rico, een uitstekend acterende Victor Rasuk, “enthousiast” opmerkt dat als hij gedood wordt, zijn ouders tenminste “green cards”, oftewel een legale status, krijgen in Amerika. Oei! Steek die maar in je broekzak, regering. De president wordt ook nog direct bekritiseerd wanneer Brandon hoort dat hij “gestop-lossed” is en dus weer terug moet naar Irak. Wanneer hij te horen krijgt dat de president het laatste woord in deze kwestie heeft, reageert hij met: “Fuck the President! Hij zit niet aan het front en ziet zijn maten niet sneuvelen.” 2-0 voor Kimberly Peirce. Inderdaad, de president heeft makkelijk praten. Het doet denken aan een moment in Michael Moore’s ‘Fahrenheit 9/11’ waarin de regisseur senators vraagt om een aanmeldingsformulier voor de oorlog in te vullen voor hun kinderen. Uiteraard is geen van allen hiertoe bereid, ondanks hun zogenaamde patriottische instelling.

Hoe subtiel of effectief de argumenten uiteindelijk echter ook zijn, de acteurs zijn altijd geloofwaardig en betrekken de kijker moeiteloos bij hun gevoelens en dilemma’s. Het is een indrukwekkende groep jonge acteurs, uit wie door Peirce het beste naar voren wordt gehaald. Voormalig ondergoedmodel Channing Tatum, die eerder te zien was in ‘Coach Carter’ en ‘Step Up’, laat met zijn intense vertolking zien werkelijk te kunnen acteren en weet zich aardig staande te houden tussen de rest. Joseph-Gordon Levitt blijft – na ‘Mysterious Skin’, ‘The Lookout’, en ‘Brick’ indruk maken in zijn dramatische rollen en heeft zijn komische sidekick-imago uit de serie “3rd Rock from the Sun” nu toch echt definitief van zich afgeschud. Zijn introverte Tommy, voor wie het leger een thuis is, is intrigerend al is zijn rol aan de kleine kant. Abbie Cornish is het morele hart van de film en probeert iedereen, en voornamelijk Brandon op de rails te houden. Ze is niet zomaar een aanhangsel, maar een essentieel onderdeel van de groep personages. Ook weet ze zichzelf goed staande te houden in een mannenwereld. Ze weet haar mondje te roeren, scheurt er op los in haar auto, en kan met een pistool overweg, niet geheel onrealistisch natuurlijk, als vriendin van een soldaat en inwoonster van Texas. Ryan Phillippe, tenslotte, geeft zijn beste vertolking tot op heden ten beste – genuanceerd en doorleefd – en verdwijnt geheel in zijn rol van Brandon. Door zijn acteerprestatie blijft de kijker zo lang geïnteresseerd in zijn personage en het verhaal als geheel.

Het contrast tussen de situatie bij terugkomst in Amerika, waarbij de soldaten als helden onthaald worden, en de ongewenste terugkeer naar Irak, waarbij er een duidelijk anti-oorlogssentiment heerst, en iedereen in tranen is, is misschien wat te dik aangezet, aangezien vooral de rechtmatigheid van de stop-loss-regeling dient te worden aangekaart en niet de oorlog of dienstplicht op zich. Het op (melo)dramatische manier aanzetten van dit laatste aspect tempert de kracht van de argumentatie met betrekking tot Peirce’s centrale vraagstuk enigszins. Toch is ‘Stop-Loss’ vooral een mooi gemoduleerd en sterk geacteerd drama, dat wellicht een jonge doelgroep op het oog heeft maar allesbehalve kinderachtig is.

Bart Rietvink

Waardering: 3.5

Bioscooprelease: 17 juli 2008