The Blue Dahlia (1946)

Regie: George Marshall | 96 minuten | drama, thriller, misdaad | Acteurs: Alan Ladd, Veronica Lake, William Bendix, Howard Da Silva, Doris Dowling, Tom Powers, Hugh Beaumont, Howard Freeman, Don Costello, Will Wright, Frank Faylen, Walter Sande, Eddie Hall, Harry Hayden, Charles Anthony Hughes, Jerry James, Stan Johnson, Roberta Jonay, Lucy Knoch, Audrey Korn, Perc Launders, Arthur Loft, Leon Lombardo, Vera Marshe, Charles Mayon, Matt McHugh, William Meader, James Millican, Mavis Murray, Noel Neill, William J. O’Brien, Franklin Parker, Ed Randolph, Albert Ruiz, George Sorel, Harold J. Stone, Beverly Thompson, Harry Tyler, Henry Vroom, Audrey Westphal, Gloria Williams, Dick Winslow, Lawrence Young

In 2006 maakte Brian de Palma de neo-noir ‘The Black Dahlia’. Het verhaal voor deze film werd geschreven door James Elroy (‘LA Confidential’). Hij liet zich inspireren door een klassiek moordmysterie. In 1947 werd de jonge actrice Elizabeth Short (22) dood gevonden in Los Angeles. Haar lichaam was in stukken gehakt. ‘The Black Dahlia’ was de bijnaam die ze kreeg van een barman in een kroeg in Long Beach, een plek waar ze veel kwam. Verderop in de straat draaide ‘The Blue Dahlia’ (1946) in de theaters en de barman vergiste zich in de kleur in de titel. Short ving zijn verspreking op en besloot ‘The Black Dahlia’ als bijnaam aan te nemen. De carrière van Short kwam nooit van de grond: in januari 1947 werd ze op brute wijze vermoord. Het mysterie werd nooit opgelost, in tegenstelling tot de moord in ‘The Blue Dahlia’, de film die altijd in verband zal worden gebracht met de tragische actrice.

‘The Blue Dahlia’ is een van de zeven films die Alan Ladd en Veronica Lake samen maakten. Ladd speelt Johnny Morrison, die zojuist met zijn maten Buzz Wanchek (William Bendix) en George Copeland (Hugh Beaumont) na jaren van trouwe dienst het leger vaarwel heeft gezegd. Hem wacht een onaangename verrassing bij thuiskomst. Zijn vrouw Helen (Doris Dowling) leidt een losbandig leven. Johnny betrapt haar al zoenend met nachtclubbaas Eddie Harwood (Howard Da Silva). Wanneer Helen vervolgens ook nog onthuld dat de dood van hun zoontje haar schuld is, is voor Johnny de maat vol; hij vertrekt. De volgende ochtend wordt Helen dood gevonden. Haar echtgenoot is de hoofdverdachte, vooral omdat zijn pistool op de plaats delict is achtergebleven. Johnny doolt doelloos door de stad op zoek naar een plek om te overnachten. Op straat loopt hij de bevallige Joyce Harwood (Veronica Lake) tegen het lijf. Niet wetende dat zij de vrouw is van de man met wie Helen vreemdging, laat hij zich in haar web strikken. Ondertussen probeert hij uit handen te blijven van de politie, die hem op de hielen zit.

Het zal geen verrassing zijn dat schrijver Raymond Chandler de grote man was achter ‘The Blue Dahlia’. Zijn herkenbare noir-stijl – met verschillende verhaallijnen die door elkaar heenlopen en talloze kleurrijke personages die vlijmscherpe oneliners uit de hoge hoed toveren – is alom aanwezig. Een vergelijking met Chandlers meesterwerken ‘Double Indemnity’ (1944) en ‘The Big Sleep’ (1946) gaat echter niet op, daarvoor lijkt het script te gehaast geschreven. Met name de moordmotieven van de verdachten zijn zwak uitgewerkt, waardoor de ontknoping – hoewel verrassend – niet goed uitpakt. De film gaat in feite als een nachtkaars uit, terwijl het slotakkoord juist de grote klapper had moeten zijn. Ook is de plot niet altijd even geloofwaardig; waarom doet Johnny bijvoorbeeld zo zijn best om uit handen van de politie te blijven? Zo maakt hij zich toch juist extra verdacht! Wat wel in het voordeel van het scenario spreekt is dat de spanning van begin tot einde om te snijden is. Pas in de allerlaatste minuut wordt duidelijk wie de moordenaar is. Ook de dialogen zijn om de vingers bij af te likken (Johnny tegen Harwood, die hij zojuist heeft betrapt met zijn vrouw: ‘You’re wearing the wrong shade of lipstick, Mister’).

Het acteerwerk is over het algemeen goed. De chemie tussen Ladd en Lake viert ook hier hoogtij. De scènes die zij samen spelen zijn de meest overtuigende van de hele film. Hoewel het Ladd moeite kost om de film in zijn eentje te dragen, vindt hij veel steun bij Lake en zijn andere medespelers. Howard Da Silva (‘The Lost Weekend’, 1945) zet de aalgladde Harwood prima neer en ook Hugh Beaumont en Tom Powers presteren naar behoren. Doris Dowling maakt zich jammer genoeg hier en daar schuldig aan overacting (vooral het moment waarop ze vertelt dat ze met haar dronken hoofd de auto waarin ze met haar zoontje zat in de prak heeft gereden, komt niet goed uit de verf). Het krachtigste optreden komt echter op het conto van William Bendix, een fantastische karakteracteur die geknipt is voor rollen met een scherp randje. Zijn Buzz Wanchek is in feite een goedzak, een lobbes. Maar doordat hij na een ongeluk in de oorlog een stalen plaat in zijn hoofd heeft die hem gevoelig maakt voor harde (jazz-) muziek, geeft hem dat iets onberekenbaars. Bendix benut zijn talenten hier optimaal.

‘The Blue Dahlia’ werd sober gefotografeerd door Lionel Lindon (‘Grand Prix’, 1966) – het meest opvallend zijn de glitter- en glansjurken van Lake en Dowling, gemaakt door couturier Edith Head – en degelijk geregisseerd door George Marshall (‘Destry Rides Again’, 1939). Zij gaven hun film niet die typische noir-look mee. Zeker, er wordt wat gespeeld met schaduwen, maar de contrasten zijn lang niet zo scherp als in andere films uit het genre. Dat maakt dat ‘The Blue Dahlia’ inhoudelijk meer aansluit bij de film noir dan in stilistisch opzicht. Verhaaltechnisch valt er nogal wat aan te merken op deze prent. Vooral het uitblijven van een uitsmijter aan het einde van de film is zonde van alle energie die gestoken is in het opbouwen van de spanning. Dankzij de heerlijke oneliners en een geweldige William Bendix – die alle andere acteurs naar huis speelt – kijkt deze film desondanks prima weg.

Patricia Smagge