The Boys in Company C (1979)

Regie: Sidney J. Furie | 125 minuten | drama, oorlog | Acteurs: Stan Shaw, Andrew Stevens, James Canning, Michael Lembeck, Craig Wasson, Scott Hylands, James Whitmore Jr., Noble Willingham, R. Lee Erney, Santos Morales, Drew Michaels, Karen Hilger, Peggy ONeal, Claude Wilson, Chuck Doherty, Cisco Oliver, Stan Johns, Don Gordon Bell, Bob Mallett, Parris Hicks, Frederick Matthews, Logan Clarke, Ray Wagner, Duane Mercier, Noel Kramer, Fred Smithson, Eazy Black, Rick Natkin, Helen McNeely, Chuck Waters, Ken Metcalfe, Vic Diaz, Joe Mari Avellana, Victo Pinzon, Mike Cohen

‘The Boys in Company C’ is een rauwe film over een groep Amerikaanse mariniers die de ellende van de Vietnam-oorlog tegemoet gaat. Hoewel de film werd gemaakt met beperkte middelen en in 1978 in de schaduw stond van ‘The Deer Hunter’, is er sprake van een behoorlijke portret van de eerste oorlog die Amerika verloor. Het groepje mariniers bestaat uit uiteenlopende karakters, de toon is realistisch, soms cynisch, maar momenten van vriendschap en humor zorgen ervoor dat het geheel niet inktzwart wordt.

Regisseur Furie (‘The Ipcress File’) besteedt weinig tijd en moeite aan een inleiding. In plaats daarvan neemt hij je mee in een bus met jonge soldaten die een warm welkom wacht op de plek waar ze voorbereid worden om te vechten in Vietnam. De aankomende mariniers, een gemêleerd gezelschap van naïeve jongeren, wordt bij aankomst meteen verbaal de oren gewassen. Hard en humoristisch. De eerste sergeant van dienst, een mannetje van Latijns-Amerikaanse komaf, kaffert de ene na de andere uit en brengt hun zelfvertrouwen naar een nulpunt. Langharigen noemt hij al snel ‘Jezus’, ‘hippies’ of ‘filmsterren’ en anderen zijn voor hem niet meer dan poep aan zijn schoenzool. De tweede officier doet het scheldritueel nog eens dunnetjes over. Daarna worden de haren geknipt. Let op de gezichten van de jonge soldaten terwijl ze in de rij staan om helemaal kaal te worden gescheerd!

De gehele film is er sprake van een harde ondertoon, van naderend onheil, en de onbevangen sfeer rondom de mariniers verandert gaandeweg in realisme en later in ontreddering door de verschrikkingen die men aantreft tijdens de oorlog. De soldaten zijn zo groen als gras wanneer ze voet aan land zetten in Vietnam en de eerste keer dat ze onder vuur liggen heeft grote impact. Sommigen raken bevriend met de Vietnamezen, die in werkelijkheid niet zo barbaars blijken te zijn dan in Amerika altijd werd voorgespiegeld. Maar de vriendschappen zijn vaak van korte duur en eindigen meer dan eens in tragedies. Sommige mariniers grijpen door de omstandigheden naar drank en drugs, terwijl anderen overmoedig raken en de grens opzoeken tussen leven en dood.

De groep mariniers staat centraal en hun ontwikkeling is interessant. De karakters lijken bewust zeer uiteenlopend gekozen, omdat het nu eenmaal het meeste vuurwerk oplevert. Shaw (‘Snake Eyes’) is de natuurlijke leider van de groep, maar moet vanwege zijn huidskleur een hoop vernederingen (racisme) slikken. Stevens (‘The Fury’) is de echte Amerikaan, zeg maar de vroegere quarterback van de middelbare school die alle meisjes kon krijgen, die de spanning van de oorlog niet aan lijkt te kunnen. Wasson (‘Body Double’) speelt een mooie rol als hippie, die het als pacifist moeilijk heeft te midden van schietgrage soldaten. Andere karakters zijn bijvoorbeeld joods, Italiaans, macho’s of mamakindjes waardoor er onderling sprake is van een hoop tumult.

‘Company C’ is zeker het kijken waard, maar het meest opvallende gemis is een rare wending in het verhaal. Via een voetbalwedstrijd kunnen de mariniers ontsnappen aan de oorlog. Amerika is echter een land dat niet warm loopt voor voetbal en de hoofdrolspelers voldoen perfect aan het beeld dat we van hen hebben: geen van hen heeft aanleg om te voetballen en hun capaciteiten in het veld zijn bedroevend. Wat de schrijvers, waaronder regisseur Furie zelf, bewoog om deze plotwending te kiezen is onduidelijk, maar erg gelukkig is het niet. Buiten bovengenoemde misser, is ‘Company C’ een oorlogsfilm die gezien mag worden.

Robbert Bitter