The Concert – Koncert (1962)

Regie: Istvan Szabó | 16 minuten | korte film 

Met ‘Koncert’ is het in feite allemaal begonnen voor de Hongaarse regisseur Istvan Szabó. Naar aanleiding van de enthousiaste ontvangst van deze film, die hij als student maakte, werd hij namelijk aangenomen op de Béla Bálazs film studio. Hier maakte hij nog twee goed gewaardeerde korte films, en ging vervolgens al snel over tot het maken van zijn eerste speelfilm, ‘Almodozasok Kora’ (1964).

‘Koncert’ is een filmpje met speelse shots en een tamelijk abstracte inhoud. De film heeft geen duidelijke verhaallijn, maar met een analytische blik op de film kun je er wel enige thematiek of symboliek uit te halen.

De drie jongens richten hun muziek eigenlijk alleen op één persoon: de mooie dame aan de waterkant. Deze vindt het wel amusant maar de omstanders een stuk minder, en iedereen begint te klagen. De muziek wordt ook steeds minder harmonieus en krijgt op een gegeven moment zelfs het geluid van een non-diëgetische scheepshoorn erdoorheen, om het dissonante, ongewenste karakter te benadrukken. De jongens houden vervolgens op met hun op één individu gerichte muziek wanneer ze de spiegel van een trap zien “lopen”. De kijker krijgt nu interessante shots te zien van en via deze spiegel, waarvan de drager lange tijd niet zichtbaar is. Op een gegeven moment zien we beelden van de omgeving zoals gereflecteerd door de spiegel. Beelden die aan de korte film ‘Regen’ (1929) van de Nederlandse filmmaker Joris Ivens doen denken, waarin Nederlandse landschappen werden getoond, weerspiegeld in het water.

De spiegel blijkt te worden gedragen door een knappe jonge vrouw, maar de jongens hebben vooral oog voor de spiegel, en dus zichzelf. En wanneer de spiegel wordt overgegeven aan een andere vrouw volgens ze haar, totdat ze in een boot stapt en de drie jongens tegenover haar kunnen zitten, en zichzelf tegelijkertijd in de spiegel kunnen bekijken. De boodschap hier zou kunnen zijn dat deze jongens zich schuldig maken aan teveel individualisme en ijdelheid en te weinig oog hebben voor de medemens. Dit wordt versterkt door de parallelle gebeurtenis met de achtergebleven piano. Het blijkt dat de mensen aan de waterkant best van muziek houden. Ze gaan naar de piano toe, en ontdekken het instrument langzaam en, wellicht het belangrijkste, gezamenlijk. Verschillende mensen spelen wat, en hoe simpel het soms ook klinkt, iedereen geniet ervan.

Dan begint het te regenen en bedekt men de piano met kledingstukken, waarna enkelen uit de groep ermee weg besluiten te rijden. Dan komen de oorspronkelijke eigenaren van de piano weer aangerend.

Misschien dat het hier alleen gaat om de bindende kracht van muziek. Muziek, wellicht, die met een bepaalde, harmonieuze bedoeling wordt gemaakt. En/of misschien is het een metafoor voor de maatschappij en mensheid in zijn algemeenheid en wil Szabó zeggen dat we meer naar elkaar moeten luisteren en naar elkaar om moeten kijken. Of misschien is dit allemaal overdreven pretentieus gezever en is het gewoon een ondefinieerbaar en stilistisch interessante korte film, die zijn kracht juist uit deze abstractie haalt.

Bart Rietvink