The Frisco Kid – No Knife (1979)

Regie: Robert Aldrich | 122 minuten | komedie, western | Acteurs: Gene Wilder, Harrison Ford, Ramon Bieri, Val Bisoglio, George DiCenzo, Leo Fuchs, Penny Peyser, William Smith, Jack Somack, Beege Barkette, Shay Duffin, Walter Janovitz, Joe Kapp, Clyde Kusatsu, Clifford A. Pellow, Allan Rich, Vincent Schiavelli, John Steadman, Ian Wolfe, Steffen Zacharias, Eda Reiss Merin, David Bradley

Stan Laurel en Oliver Hardy hadden het, Jim Carrey en Jeff Daniels hadden het en Richard Pryor en Gene Wilder hadden het. Helaas hebben de hoofdrolspelers van ‘The Frisco Kid’, Gene Wilder en Harrison Ford, “het” niet. De juiste chemie tussen het leidende duo ontbreekt, hetgeen de voornaamste oorzaak is voor een tegenvallende film.

Wilder, de krullenbol met de aandoenlijke lach, is niet zoveel aan te rekenen. De rasacteur (Blazing Saddles’, 1974, ‘The Woman in Red’, 1984) zet zijn beste beentje voor, blijft veel lachen en doet maar net alsof ‘Frisco’ een geweldige film is met een dito verhaal. Hij lijkt zich in een aantal scènes echter te realiseren dat de grappen uit het script simpelweg niet komisch zijn. Overigens komen Wilder’s joodse wortels goed van pas voor zijn rol als wereldvreemde, Poolse rabbi die heel Amerika doorkruist om in San Fransisco te geraken.

Harrison Ford is als kompaan van Wilder niet op zijn plaats in deze komedie. Ford’s stoïcijnse hoofd is in de regel al niet een pré voor grappig bedoelde producties. Typisch een geval van de verkeerde acteur in de verkeerde film en in het verkeerde genre. Vergeleken met een eerdere, grote rol als Han Solo in ‘Star Wars’ uit 1977, is Ford’s vertolking van bankrovende bandiet in ‘Frisco’ armoedig.

Naast de weinig vruchtbare samenwerking tussen de twee hoofdrolspelers, heeft ‘Frisco’ last van een mager verhaal. Het is de vraag hoeveel mensen anderhalf uur geïnteresseerd blijven in de lotgevallen van een joodse rabbi die in het Wilde Westen van 1850 verzeild raakt en bevriend raakt met een aftandse cowboy. Een spaarzaam uitzondering op een verder vlak geheel, is een aardige scène met Wilder die op een gegeven moment indianen leert hoe joden feestvieren, waarna de oorspronkelijke bewoners van Amerika vrolijk meedeinen.

Opvallend is dat Wilder’s stemgeluid de gebeurtenissen in het begin begeleidt, maar de voiceover is ook heel snel weer weg. Blijkbaar realiseerde Aldrich zich dat de voiceover, inderdaad, geen succes was, maar vergat hij ook het begin aan te passen. Verder is Wilder’s exotische accent amateuristisch en niet grappig. Ronduit zwak is het niveau van de dialogen. Het verhaal speelt zich af in 1850, maar ‘Frisco’ probeert de toenmalige taal exact te kopiëren, hetgeen erg flauw overkomt. Ten slotte zijn de “special effects” weliswaar gedateerd, maar ook weer geinig juist omdát het zo prehistorisch en goedkoop overkomt.

Erkenning gaat hoe dan ook uit naar de onderliggende boodschap van regisseur Aldrich. ‘Frisco’ is het toneel van mensen van allerlei komaf. Je krijgt een kijkje in het jodendom, het leven van Duitse pelgrims, indianen en christenen; je kunt het zo gek niet bedenken of ze doen mee. Aldrich toont dat mensen, hoe divers ook, altijd overeenkomsten hebben die hoop geven voor de toekomst. Chapeau!

Was ‘Frisco’ geen film maar muziek, dan zou je het vooral horen als achtergrond in een lift. Onopvallend, vergankelijk. Het verhaal is oninteressant en springt bovendien van hot naar her, zonder structuur. Geslaagde grappen zijn op de vingers van één hand te tellen. Grootste afknapper is het duo Ford en Wilder: de twee hebben “het” niet, waardoor je ‘The Frisco Kid’ beter kunt vergeten.

Robbert Bitter