The Great Raid (2005)

Regie: John Dahl | 132 minuten | actie, drama, oorlog | Acteurs: Benjamin Bratt, James Franco, Connie Nielsen, Marton Csokas, Joseph Fiennes, Mark Consuelos, Max Martini, Logan Marshall Green, Robert Mammone, Cesar Montano, James Carpinello, Craig McLachlan

Er zijn verschillende aspecten die verfrissend zijn aan, of in het voordeel werken van ‘The Great Raid’. Er wordt een stukje geschiedenis verteld die voorheen nog onbelicht was; het tempo van deze oorlogsfilm is rustig, zonder dat er om de tien minuten heftige actie hoeft plaats te vinden; ook worden er in de film drie verschillende invalshoeken of subverhalen gebruikt; en het gaat hier om een ensemble-cast zonder écht grote sterren of grootse individuele gloriemomenten. Echter, jammer genoeg draagt bijna elk van deze sterke punten een nadeel in zich, of heeft nadelen er tegenover staan.

Regisseur John Dahl, bekend van de zinderende erotische thriller ‘The Last Seduction’ en de spannende pokerfilm ‘Rounders’, begeeft zich met deze oorlogsfilm op nieuw terrein en neemt meteen te veel hooi op zijn vork. Door binnen een tijdsbestek van twee uur drie verhalen tegelijk te vertellen, met ieder ongeveer evenveel speeltijd, doet hij eigenlijk geen van de verhalen genoeg recht. Hij had óf moeten kiezen voor een epische lengte voor zijn film, óf minstens één van de verhalen achterwege moeten laten. Elk verhaal – dat van de soldaten die een grootse bevrijdingsactie op touw zetten; de Filippijnse verzetsbeweging die, onder leiding van Catherine (Connie Nielsen), kinine naar de gevangen probeert te brengen; of het dramatische verhaal van de tegelijkertijd hoopvolle als neerslachtige gevangen in het kamp van de Japanners – is interessant, en is het waard om een hele film aan te wijden, maar op deze manier werkt het niet goed genoeg, hoe boeiend het ook is om een meervoudig perspectief te krijgen en van toon te kunnen wisselen binnen de film.

Een betrekkelijk groot probleem is dat de personages doorgaans vlak blijven en je je als kijker niet goed kunt vastklampen aan één van hen of hun verhalen. Dit zou een keuze van de film kunnen zijn, als deze eensgezindheid en de kracht van de groep in plaats van het individu zou benadrukken, maar hoewel Joseph Fiennes’ leiderrol binnen het kamp hier een voorbeeld van zou kunnen zijn – de manier waarop hij het voor zijn mannen op neemt doet denken aan Alec Guinnes in ‘The Bridge on the River Kwai’ – Marton Csokas ondergraaft dit weer door zijn bereidheid de levens van tien van zijn kameraden op het spel te zetten door te proberen te ontsnappen uit het kamp. Ook de aanvankelijke onenigheid binnen de reddingstroepen werkt niet erg inspirerend. Nee, de daadkracht van de groep wordt eigenlijk pas tegen het einde van de film evident.

Individuele personages werken in de film meestal niet echt stimulerend. Geen van de acteurs heeft hier namelijk voldoende charisma heeft om zijn troepen (en de toeschouwer) te inspireren of te mobiliseren. Benjamin Bratt is niet onaardig als aanvoerder, en de bereidheid van zijn personage om zijn trots opzij te zetten voor het belang van de missie is bewonderenswaardig, maar echt memorabel is hij niet. Wat vooral blijft hangen zijn de walmen die hij herhaaldelijk uit zijn pijp tevoorschijn tovert. James Franco, de zeurderige puber uit de ‘Spider-Man’-films, is ook niet slecht, maar te braaf om zijn stempel te drukken op de gebeurtenissen.

De grootste band zal de toeschouwer waarschijnlijk toch moeten opbouwen met de in het Jappenkamp aan malaria lijdende Joseph Fiennes, die met zijn onderkoelde optreden hier voldoende mogelijkheid toe biedt. Ook Connie Nielsen, als de zuster die haar leven op het spel zet in Manila door Fiennes en zijn medegevangen medicijnen te bezorgen, laat verrassend betrokken spel zien. Ook al komt haar verhaal, en de liefde tussen haar en Fiennes’ personage, wat overbodig en gemaakt over, het is nochtans gebaseerd op ware gebeurtenissen en zorgt voor enkele zenuwslopende momenten, zoals in de scène waarin er verraadsters binnen het ziekenhuis worden gezocht en de zusters op het plein worden neergezet om gefusilleerd te worden.

In tegenstelling tot de, wat spanning en dramatiek gezien, net te weinig enerverende gebeurtenissen in de eerste twee derden van de film, is de laatste akte van ‘The Great Raid’ zowaar opwindend te noemen. De Amerikaanse soldaten gaan samenwerken met de Filippijnen (mooi dat dit gegeven niet wordt weggegomd door Dahl) en gaan eindelijk over tot de indrukwekkende, spectaculaire inval in het Japanse gevangenenkamp. Het bloed gaat sneller stromen en je hart springt op, wanneer je het uiteindelijke succes van de missie waarneemt. Dit einde maakt een hoop goed, en zorgt er nagenoeg voor dat de film als geheel de moeite waard wordt. Maar hoewel de pyrotechniek de gevechten in het laatste deel niet overheerst, worden de Japanse vijanden, die hiervoor al als typische slechteriken werden neergezet, behandeld als videogame-schurken, waarbij de leider natuurlijk tot het laatst blijft leven om als een soort eindbaas te fungeren voor de confrontatie met onze held(en).

Ondanks zijn gebreken is ‘The Great Raid’ geen beroerde film te noemen. De film is inspirerend, authentiek, kent sympathieke personages en niet onaardige acteerprestaties. En het einde is werkelijk prima geregisseerd door Dahl, die over het algemeen een goed oog voor sfeerzetting heeft. Er had echter nog zoveel meer in gezeten in een film die bij weinig kijkers écht zal blijven hangen. Maar degene die eens een wat rustiger, en niet zo cynische oorlogsfilm wil bekijken, kan ‘The Great Raid’ best een kans geven. Een twijfelgevalletje dus.

Bart Rietvink

Waardering: 2.5

Bioscooprelease: 4 mei 2006