The Lion King 2: Simba’s trots – The Lion King II: Simba’s Pride (1998)

Regie: Darrell Rooney, Rob LaDuca | 81 minuten | animatie, avontuur, familie, romantiek, musical | Originele stemmencast: Matthew Broderick, Neve Campbell, Andy Dick, Robert Guillaume, James Earl Jones, Moira Kelly, Nathan Lane, Jason Marsden, Suzanne Pleshette, Ernie Sabella, Lacey Chabert, Cam Clarke

Hoe maak je een vervolg op het zo enorm geliefde en gelauwerde ‘The Lion King’? Helemaal wanneer het oorspronkelijke verhaal over schuld, vergeving, en verantwoordelijkheid – het was bijna een Griekse tragedie – zo mooi afgerond is als hier, is het niet moeilijk om een vervolg te zien als niets meer dan een schaamteloze cash-in op het succes van gigant ‘The Lion King’. Het zou mooi zijn als over ‘The Lion King 2: Simba’s trots’ nu juist het tegendeel beweerd zou kunnen worden, maar de waarheid is helaas dat de film echt niet veel meer is dan een inspiratieloos en slap aftreksel van Disneys klassieker.

Natuurlijk is het niet realistisch om bij deze direct-naar-video-vervolgen op grote successen dezelfde kwaliteit te verwachten, maar soms zijn deze films op hun eigen bescheiden manier nog best vermakelijk en origineel. Zo niet in het geval van ‘The Lion King 2: Simba’s trots’. Niet alleen wordt het oorspronkelijke verhaal (grotendeels) nog eens dunnetjes overgedaan – nu met de weduwe van Scar als zijn plaatsvervanger (en zoon Kovu als marionet) die Simba van de troon moet stoten – en is de film (mede hierdoor) erg voorspelbaar, er is ook nauwelijks humor aanwezig, er heerst een behoorlijk onverdraagzame sfeer van de film, en de animatie is van een treurige kwaliteit. Om maar een paar dingen te noemen.

Één van de grootste fouten van de film is dat er gepoogd is alles zoveel mogelijk op deel 1 te laten lijken. Weer is er een verstoten leeuw die de plaats van de koning in wil nemen (en weer is deze leeuw omringd door een stel uitgemergelde volgelingen [leeuwen in plaats van hyena’s dit keer], inclusief een manische, Whoopi Goldberg-achtige lelijkerd). En weer wordt het kind van de koning verliefd, en komt het in de problemen terecht, om uiteindelijk weer terug naar de kudde te komen om de rechtmatige plek – vol respect – in te nemen in de “kringloop van het leven” (waarom al die gazelles en andere lagere diersoorten overigens zo blij zijn met deze kringloop, blijft een raadsel). Zelfs verschillende “shots” in deze film lijken één op één overgenomen te zijn van het origineel.

Maar in alles is de film inferieur aan ‘The Lion King’. De humor van Timon en Pumba raakt een enkele keer doel, maar Zazu (geen Rowan Atkinson meer) zorgt voor weinig plezier, en de waarzeggende baviaan Rafiki evenmin. Om maar te zwijgen van de pijnlijk onleuke sidekick-leeuwen, die zo debiel mogelijk doen (en geanimeerd zijn) in een wanhopige poging de leuke hyena’s uit het origineel na te bootsen. En de animatie is ook behoorlijk erbarmelijk. Een enkele keer komt er iets esthetisch verantwoords langs, maar eigenlijk verdient dit het niet met de naam “Disney” geassocieerd te worden. Dan mag je toch een zekere standaard verwachten. Die is hier ver te zoeken. De animatie is grof, bewegingen vloeien slecht in elkaar over en de karakters die hier gecreëerd zijn, zijn totaal niet interessant.

In de tweede helft begint de film gelukkig steeds meer af te wijken van het origineel, wat het geheel wat meer een eigen karakter geeft. Er wordt sympathie en medelijden voor “buitenlander” Kovu opgebouwd, en Simba en zijn kudde veranderen, interessant genoeg, even in de slechte partij. Ook zijn de fratsen van het verliefde stelletje soms wel vermakelijk of schattig (met overdreven blije gezichten als de twee elkaar weer zien), maar het zijn slechts enkele welkome oplevingen in een film die eigenlijk nooit gemaakt had moeten worden. Disney-onwaardig.

Bart Rietvink