The Red Chapel – Det røde kapel (2009)

Regie: Mads Brügger | 88 minuten | komedie, documentaire | Met: Mads Brügger, Simon Jul Jørgensen, Jacob Nossell

‘The Red Chapel’, een documentaire die, zoals regisseur Mads Brügger pretentieus stelt, erop uit is om “de essentie van het kwaad van het Noord-Koreaanse regime bloot te leggen”, is een zeer fascinerend en soms huiveringwekkend inkijkje in de praktijken en houding van deze totalitaire, sterk geïsoleerde natie, maar is dit bijna ondanks de methodes van de maker. Wanneer Brügger met zijn alom aanwezige voice-over zijn agenda probeert te pushen en in zijn discussies met de Noord-Koreaanse medewerkers naar de bekende weg vraagt, is ‘The Red Chapel’ niet veel meer dan een opdringerig stuk (anti-)propaganda, maar wanneer de gewetensvolle Jacob in beeld is met zijn rake commentaren en authentieke reacties, of de tot in de puntjes geregisseerde of overdreven emotionele Noord-Koreanen, is de film onophoudelijk fascinerend.

Het is natuurlijk lichtelijk naïef en hoogdravend om te denken dat de Noord-Koreanen hun ware, “kwade” aard zullen tonen en dat er iets aan het toeval overgelaten zal worden. Het is dan ook niet verrassend dat ze alles nauwgezet in de gaten houden en dat ze hun eigen nationalistische en propagandistische elementen in het Deense stuk willen aanbrengen. Alles moet immers respectvol zijn jegens de Noord-Koreaanse dictator – de Grote Leider – en de bevolking mag op geen enkele manier blootgesteld worden aan “schadelijke” buitenlandse invloeden. Het is bij iedereen bekend dat er geen onvertogen woord mag vallen over Noord-Korea of zijn leider en alles in hun voordeel vertaald wordt. Daarom is de expliciete wijze waarop Brügger dit soms benadrukt weinig interessant. Het valt te verwachten dat begeleidster mevrouw Park (gemaakt?) emotioneel wordt wanneer het over de Grote Leider gaat en Brügger kan toch niet werkelijk denken dat het wat uithaalt om het belang van gelijkwaardige culturele uitwisseling aan te halen wanneer het Deense gehalte van zijn toneelstuk steeds meer wordt verwaterd door een Noord-Koreaanse theatermaker.

Echt interessant wordt het pas wanneer de hypocrisie of dubieuze moraal van de filmmaker zelf wordt blootgelegd. Zelf ziet hij gelukkig ook in dat niet alleen de Noord-Koreaanse overheid de gehandicapte Jacob voor zijn eigen propaganda gebruikt, maar dat hij zich hier ook zelf schuldig aan maakt. Voor Brügger staat zijn missie om Noord-Korea te “ontmaskeren” boven elke morele overweging ten aanzien van zijn acteurs of medewerkers. Deze voelen zich namelijk steeds ongemakkelijker in hun benauwende situatie.

Het is juist dit veelzijdige spanningsveld dat de film zo intrigerend en complex maakt. Jacobs groeiende weerstand tegen zijn leugenachtige houding jegens de Noord-Koreanen, die hij voor moet houden dat hij het een eer vindt om daar op te treden en alles – inclusief de Grote Leider – geweldig vindt terwijl hij natuurlijk een geheime agenda heeft, maar eigenlijk (schijnbaar) heel liefdevol wordt behandeld door de aanwezigen, staat op gespannen voet met zijn afkeer tegen de échte Noord-Koreaanse mentaliteit die hij er duidelijk doorheen voelt sijpelen. De begeleidster, mevrouw Park, doet net alsof ze overvloeit van liefde voor de gehandicapte Jacob – die ze, naar eigen zeggen, “bijna als meer dan een zoon beschouwt” (reeds twee uur nadat ze hem ontmoet heeft) – maar de subtiele wijzigingen in het kluchtige theaterstuk laten duidelijk blijken dat handicaps in Noord-Korea zo onzichtbaar mogelijk moeten zijn. Zo lijkt het de Noord-Koreaanse adviseur een goed idee dat Jacob het eerste gedeelte van het stuk in een rolstoel doorbrengt, om vervolgens uit het ding te stappen en zo te laten zien dat hij – de acteur – slechts speelt dat hij gehandicapt is. Ook vindt men het zogenaamd grappiger om Jacob voortdurend een fluitje te laten gebruiken om te communiceren in plaats van zijn echte stem, maar het is duidelijk dat ze zijn gebrekkige stemgeluid niet op prijs stellen vanwege de associatie met zijn handicap. Tenslotte richt Jacobs woede zich op Brügger zelf, die deze hele poppenkast in stand houdt en alles doet om zijn project af te kunnen maken. Hoewel de maker dit gelukkig zelf ook inziet, is het er niet minder boeiend door.

De momenten waarop het vreemde, lichtelijk subversieve stuk van de Denen in aanraking komt met Noord-Koreaanse toeschouwers, is de spanning vaak om te snijden. Helemaal wanneer Simon zijn versie van “Wonderwall” of “Hey Jude” zingt of Brügger nog even snel iets tegen het publiek zegt over het leven in angst, verwacht je half dat hun laatste uur geslagen heeft. Dat ze, net als de familie von Trapp in ‘The Sound of Music’, nog even hun laatste optreden mogen geven om de goede vrede in de ogen van de aanwezigen te bewaren, maar na het laatste applaus direct opgepakt zullen worden en wie weet wat nog meer. Echt doodsbenauwd krijg je het als kijker wanneer Brügger en Jacob aanwezig zijn bij een grootste anti-Amerika demonstratie om de Koreaanse oorlog te gedenken. Wanneer Jacob weigert om, samen met de duizenden aanwezigen, zijn vuist de lucht in te steken om de Amerikanen te vervloeken (die, in een grove geschiedvervalsing, als schuldigen van de oorlog in [Noord-]Vietnam worden aangemerkt) terwijl Brügger dit wel doet en de reacties van Jacob in een acceptabele “vertaling” probeert te gieten voor de aanwezige mevrouw Park, uit angst voor represailles, vrees je voor het lot van deze twee Denen. Het zijn onuitwisbare momenten wanneer Brügger en Jacob (in zijn rolstoel) voor deze gigantische juichende meute uitlopen, nota bene vastgelegd op de nationale televisie.

Het zijn vooral de psychologisch en moreel dubbelzinnige momenten die ‘The Red Chapel’ zo kijkbaar maken. De Noord-Koreaanse mentaliteit en de hele poppenkast die er opgevoerd wordt om alles schijnbaar vredig en vrolijk te houden, zorgen ook voor enkele waardevolle of inzichtelijke momenten, maar de echte aard van het kwaad – of veel nieuwe onthullingen – zijn er niet echt aan het licht gekomen. ‘The Red Chapel’ is dus niet geheel geslaagd in zijn ambities, maar meeslepende cinema is het zeker.

Bart Rietvink