The Revenge of Frankenstein (1958)

Regie: Terence Fisher | 89 minuten | drama, science fiction, horror | Acteurs: Peter Cushing, Francis Matthews, Eunice Gayson, Michael Gwynn, John Welsh, Lionel Jeffries, Oscar Quitak, Richard Wordsworth, Charles Lloyd Pack, John Stuart, Arnold Diamond, Marjorie Gresley, Anna Walmsley, Geordge Woodbridge, Michael Ripper, Ian Whittaker, Avril Leslie

Deze film uit 1958 is de tweede in een reeks Frankensteinfilms van de Hammer House of Horror Studio’s en is daarnaast het vervolg op ‘Curse of Frankenstein’ uit 1957. In de laatstgenoemde film zagen we hoe de gewetenloze wetenschapsman en moordenaar Victor Frankenstein zijn executie tegemoet ging voor de door hem gepleegde wandaden. Met behulp van zijn hulpje Karl weet hij echter te ontsnappen en in combinatie met de titel van deze ‘Revenge of Frankenstein’ opent dat de deur voor een veelbelovende wraakneming waarbij Frankenstein zijn gram haalt op de personen aan wie hij zijn veroordeling te danken heeft.

Maar schrijver Jimmy Sangster, die ook het verhaal van ‘Curse of Frankenstein’ voor zijn rekening nam, heeft met dit vervolg voor een andere koers gekozen, hoewel dat zeker niet in nadelige zin uitpakt. Frankenstein’s wraak blijkt eruit te bestaan om opnieuw een levend wezen uit dood materiaal te fabriceren en daarmee in de wetenschappelijke wereld zijn naam te vestigen. En daarmee staat ook in deze film voor een groot deel het karakter en de handelingen van de geleerde Frankenstein centraal. En met ‘Curse of Frankenstein’ in het geheugen vallen direct de moeilijk te rijmen veranderingen daarin op. Hij komt aanvankelijk over als een toegewijde en gewetensvolle dokter die zelfs een praktijk voor de armen heeft geopend. Na verloop van tijd blijkt hij deze praktijk er echter niet alleen op grond van nobele motieven op na te houden. Het blijkt een dekmantel te zijn om aan lichaamsdelen voor zijn experimenten te komen die hij vergaart door amputaties bij zijn patiënten uit te voeren, ook wanneer dat niet noodzakelijk is. Waarmee maar al te duidelijk is dat ondanks zijn schijnbare menslievende handelingen de kille, gewetenloze en manipulerende wetenschapsman uit de film uit 1957 nog volop aanwezig is.

Met Frankenstein’s schepping is het deze keer anders gesteld. Het ziet er menselijk uit en heeft ook geen kunstmatig tot stand gebracht bewustzijn. Het dient ter vervanging van het lichaam van Frankenstein’s hulpje Karl, van wiens jarenlange verlamdheid en mismaaktheid we vanaf het begin van de film op de hoogte worden gesteld. En met wiens hoop en verwachtingen op een betere toekomst er zowel voor als na zijn operatie volop meegeleefd kan worden. Dit in tegenstelling tot Frankenstein’s schepping in ‘Curse of Frankenstein’ waar het monster niet meer dan een zielloze moordende maniak was. En de hier gehanteerde uitgangspunten met betrekking tot Frankenstein en zijn schepping leveren een aanzienlijk pluspunt op door de emotionele betrokkenheid die er deze keer door mogelijk is, iets wat in ‘Curse of Frankenstein’ zo goed als achterwege bleef.. Hoewel die voor Frankenstein uit gemengde gevoelens zal bestaan. In meerdere opzichten is hij ook deze keer het werkelijke monster, een gegeven waar schrijver Jimmy Sangster aan het einde van de film een interessante en ingenieuze draai aan weet te geven. Doordat hij echter herhaaldelijk oprechte betrokkenheid bij diverse van zijn patiënten toont en met het lot van zijn hulpje Karl begaan is zal Frankenstein, zij het met de nodige terughoudendheid, toch enige sympathie weten op te roepen.

Een voorwaarde hiertoe is wel dat de persoon van de qua karakter complexe en tegenstrijdig handelende Victor Frankenstein geslaagd wordt neergezet. En titelrolspeler Peter Cushing levert wederom een knappe prestatie door Frankenstein opnieuw als een geloofwaardige mix van genialiteit, tragedie en kwaadaardigheid weer te geven, ditmaal aangevuld met de nodige geloofwaardige sympathieke trekjes. Daarnaast een geslaagd optreden van Michael Gwynn die als Karl sympathie en medeleven weet op te roepen tijdens de perikelen die hij ondergaat. Ook een memorabel optreden van Richard Wordworth als de even bemoeizieke als bij vlagen irritante ziekenoppasser Tenslotte eveneens keurige optredens van Francis Matthews en Eunice Gayson als Frankenstein’s asistent Hans Kleve en de verpleegster Margaret Konrad, hoewel de rol van laatstgenoemde binnen het hele verhaal als vrij overbodig overkomt.

Terence Fisher toont zich in deze film opnieuw een bekwaam regisseur door weer op geslaagde wijze een aantal ingrediënten de revue te laten passeren die garant staan voor een portie geslaagd griezelen. Frankenstein’s gewetenloze moedwillige en onnodige amputaties roepen, net zoals dat in ‘Curse of Frankenstein’ het geval was, ook hier weer de nodige afkeer op. Karls’s mentale en fysieke aftakeling leveren, ook omdat hij voornamelijk toch al het slachtoffer van de omstandigheden is, de nodige huiver op door het weinig benijdenswaardig lot dat hij dreigt te ondergaan. Darbij straalt hij in een later stadium een gepaste dreiging uit door de in hem huizende woede en door de slachtoffers die hij in diverse tot de verbeelding sprekende confrontaties maakt. Andersoortige confrontaties passeren eveneens de revue waarin de nodige spanning wordt opgeroepen doordat Frankenstein’s ware identiteit aan het licht dreigt te komen, door zijn pogingen dit te verhinderen en doordat het net zich in meerdere opzichten langzaam maar zeker om hem sluit. De gebeurtenissen spelen zich opnieuw af in tal van kleurrijke en gotische decors waarin wederom het oog voor detail opvalt. Ook de pseudo-wetenschappelijke theorieën en demonstraties die Frankenstein aan zijn assistent Kleve levert zijn van gedenkwaardige aard en door middel van speciale effecten vooral ook knap vormgegeven. En ongetwijfeld tot genoegen van de horrorfan is ook het typische Hammer sfeertje bij dit alles weer volop aanwezig, iets waar ook de duistere en bij tijd en wijle naargeestige sfeer in Frankenstein’s armenziekenhuis niet in het minst aan bijdraagt.

Wel zijn er de nodige op- en aanmerkingen op Fisher’s film te maken, te beginnen met Frankenstein’s ontsnapping aan de guillotine die voor diverse kijkers als nogal vergezocht zal overkomen. Ook zijn er her en der wat komische momenten ingebouwd, die niet bijster passen binnen de toonzetting van het hele verhaal. Als Frankenstein naam wil maken met zijn experiment, zal hij vroeg of laat herkend worden, iets waar hij gezien zijn vroegere veroordeling toch niet echt op zal zitten wachten. En in het laatste stadium van de film blijken Frankenstein’s chirurgische capaciteiten wel erg onwaarschijnlijke vorderingen te hebben gemaakt. Waarmee ook achter de laatste scène van deze film een vraagtekentje gezet kan worden, hoewel het wel als een passend slot overkomt voor deze door zijn experimenten bezeten wetenschapsman. Maar ondanks deze minpuntjes is deze ‘The Revenge of Frankenstein’ een geslaagde en kwalitatief gelijkwaardige opvolger van ‘Curse of Frankenstein’ geworden. Het succes dat ook deze film ten deel viel is wat dat betreft veelzeggend genoeg. Evenals zijn voorganger een film die door de horror- en Frankensteinliefhebber dan ook niet gemist mag worden.

Frans Buitendijk

Waardering: 3.5

Bioscooprelease: 8 mei 1959