Tie Xi Qu: West of the Tracks – Part 1: Rust (2003)

Regie: Bing Wang | 240 minuten | documentaire

De Chinese regisseur Bing Wang brengt met ‘Tie Xi Qu: West of the Tracks’ de economische neergang van één van de meest dichtbevolkte industriële gebieden in het noordoosten van China in kaart. De film is een lange reis langs de spoorweg die het gebied doorsnijdt. In drie delen ‘Rust’, ‘Remnants’ en ‘Rails’, waarbij elk deel een afzonderlijke documentaire is, toont hij de vele persoonlijke problemen die de mensen in het Tie Xi district bezig houden.

Deel 1 heeft als titel ‘rust’ en neemt de staal- en koperplatenfabrieken langs de spoorweg als uitgangspunt. De metaalfabrieken werden in 1934 gebouwd om wapens voor het Keizerlijke Japanse leger te produceren. Vlak na de oprichting van de Volksrepubliek China in 1949 werden ze in gebruik genomen voor civiele doeleinden. In de fabrieken bereikte de werkgelegenheid aan het begin van de jaren 80 zijn hoogtepunt. Veel mensen die tijdens de Culturele Revolutie naar het platteland waren gestuurd keerden terug. Begin jaren 90 zette de achteruitgang zich in en was er sprake van verlies. Eind 1999 gingen ze één voor één dicht.  Duidelijk wordt dat het gebied, ooit het hart van de arbeidsintensieve industrie van hoogovens en staalbedrijven, niet met de nodige moderniseringen op de toekomst is voorbereid. Het desolate gevoel dat ontstaat na het sluiten van de fabrieken heeft mede te maken met het feit dat het is ingeklemd tussen de communistische erfenis en de meer kapitalistische toekomst. De regisseur is als het ware één van de werknemers en zo struint hij door de verlaten ruimtes van vergane glorie maar ontmoet ook de laatst overgebleven arbeiders en krijg je een glimp te zien van de vroegere bedrijvigheid in de fabrieken, toch is het bovenal  wachten op de onvermijdelijke faillissementstoekenning door de regering.

Regie: Bing Wang | 240 minuten | documentaire

De Chinese regisseur Bing Wang brengt met ‘Tie Xi Qu: West of the Tracks’ de economische neergang van één van de meest dichtbevolkte industriële gebieden in het noordoosten van China in kaart. De film is een lange reis langs de spoorweg die het gebied doorsnijdt. In drie delen ‘Rust’, ‘Remnants’ en ‘Rails’, waarbij elk deel een afzonderlijke documentaire is, toont hij de vele persoonlijke problemen die de mensen in het Tie Xi district bezig houden.

Deel 1 heeft als titel ‘rust’ en neemt de staal- en koperplatenfabrieken langs de spoorweg als uitgangspunt. De metaalfabrieken werden in 1934 gebouwd om wapens voor het Keizerlijke Japanse leger te produceren. Vlak na de oprichting van de Volksrepubliek China in 1949 werden ze in gebruik genomen voor civiele doeleinden. In de fabrieken bereikte de werkgelegenheid aan het begin van de jaren 80 zijn hoogtepunt. Veel mensen die tijdens de Culturele Revolutie naar het platteland waren gestuurd keerden terug. Begin jaren 90 zette de achteruitgang zich in en was er sprake van verlies. Eind 1999 gingen ze één voor één dicht.

Duidelijk wordt dat het gebied, ooit het hart van de arbeidsintensieve industrie van hoogovens en staalbedrijven, niet met de nodige moderniseringen op de toekomst is voorbereid. Het desolate gevoel dat ontstaat na het sluiten van de fabrieken heeft mede te maken met het feit dat het is ingeklemd tussen de communistische erfenis en de meer kapitalistische toekomst. De regisseur is als het ware één van de werknemers en zo struint hij door de verlaten ruimtes van vergane glorie maar ontmoet ook de laatst overgebleven arbeiders en krijg je een glimp te zien van de vroegere bedrijvigheid in de fabrieken, toch is het bovenal  wachten op de onvermijdelijke faillissementstoekenning door de regering.  Het in beeld brengen van industrieel verval is één van de stijlkenmerken van Zhang Ke Jia. Met ‘Still Life’ en in mindere mate ’24 City’ liet hij deze neergang van de industrie er bijna sprookjesachtig mooi uitzien. Waar Zhang Ke Jia meer voor overzichtsopnames kiest, focust Bing Wang zich op de fabrieken zelf, waarbij het verval en achtergebleven rotzooi de documentaire iets sinisters geeft en je met een zeer desolaat gevoel achterlaat. In ‘Rust’ bezoekt de regisseur de fabrieken in de periode (1999-2001) dat ze één voor één failliet worden verklaard en de werknemers geen enkele zekerheid over hun toekomst hebben. Ze weten dat de fabriek dicht zal moeten, maar zonder opleiding (als direct gevolg van de Culturele Revolutie) weten ze ook dat het niet eenvoudig zal zijn om nieuw werk te vinden. De arbeiders hebben echt wel door dat ze belazerd worden, maar zijn als de dood om ontslagen te worden. Dat zou immers betekenen dat je na dertig jaar trouwe dienst opeens geen recht meer hebt op je pensioenuitkering. Ook zijn de arbeidsomstandigheden verre van optimaal, de loodwaarde wordt met meer dan honderd keer de toegestane hoeveelheid overschreden. De meerderheid van de arbeiders heeft loodvergiftiging met als ernstig gevolg dat hun kinderen soms ziek worden geboren. Alle arbeiders moeten op regelmatige basis naar het ziekenhuis om door medische behandelingen (injecties) het lood uit hun bloed te laten halen. Niet alleen lood maar ook mineralen en vitamines worden hierdoor afgebroken, waardoor ze een maand in het ziekenhuis blijven, elk jaar een aantal maal en of er maar gezwegen wordt over de vergiftiging, anders staat je baan meteen op de tocht. “Veiligheid van de arbeiders betekent kwaliteit van het product”. Deze imponerende woorden op de gevel van een fabriek zorgen onbedoeld voor de grootst mogelijke ironie.

De hopeloze situatie wordt nog eens versterkt door de arbeiders die gereedschap van de fabriek proberen te stelen om er zo nog iets aan over te houden, dit wordt gerechtvaardigd omdat ze al in tijden geen loon meer hebben ontvangen, maar meer toont het aan dat niemand meer geloof heeft in het voortbestaan van hun baan. Van de gezichten van de Chinese arbeiders is nooit veel emotie af te lezen maar het is wel zeer opvallend dat er veel kritiek klinkt op het beleid, kritiek die tot voor kort eigenlijk niet werd getolereerd. Een enorme tegenstelling is dan weer de Nieuwjaarsborrel waar een Chinese arbeidster vol overgave een lied van de Partij meezingt en het vuur in haar ogen doet vermoeden dat ze trots is op haar land. ‘Tie Xi Qu’ toont fabrieken als gigantische hompen roest waar arbeiders in vervallen kantines met elkaar ruzie zitten te maken over triviale zaken. Wat Bing Wang doet is bewonderenswaardig, door gewone mensen te volgens met hun dagelijkse beslommeringen krijgt hij het voor elkaar om de tragische situatie bij de kraag te vatten. Niet in elke scène gebeurt iets interessants, maar juist het monotone zorgt ervoor dat de gebeurtenissen en persoonlijke verhalen van de arbeiders beter tot hun recht komen.

Het eerste deel ‘Rust’ van de trilogie ‘Tie Xie Qu: West of the Tracks’ is een prachtige en menselijke documentaire. Bing Wang brengt een ode aan de arbeiders en hun worstelingen met dagelijkse problemen waarbij de hoop op een betere toekomst vrijwel nihil is.

Meinte van Egmond