Un flic – Dirty Money (1972)

Regie: Jean-Pierre Melville | 98 minuten | misdaad | Acteurs: Alain Delon, Richard Crenna, Catherine Deneuve, Riccardo Cucciolla, Michael Conrad, Paul Crauchet, Simone Valère, André Pousse, Jean Desailly, Valérie Wilson, Henri Marteau, Catherine Rethi, Louis Grandidier, Philippe Gasté, Dominique Zentar, Jako Mica, Jo Tafanelli, Stan Dylik, Georges Florian, Léon Minisini, Roger Fradet, Jacques Galland, Jean-Pierre Posier, Jacques Leroy, Michel Fretault, Gene Moyle, Nicole Témime, Pierre Vaudier

Jean-Pierre Grumbach nam als eerbetoon aan de Amerikaanse schrijver Herman Melville – bekend van onder meer ‘Moby Dick’ – diens achternaam aan. De Franse regisseur had een voorliefde voor Amerika, omdat hij dat land zag als de grote bevrijder van Frankrijk in de Tweede Wereldoorlog. Een oorlog die diepe indrukken op hem achterliet – hij moest niet alleen in dienst maar streed bovendien mee in het verzet – en hem inspireerde tot het maken van een van zijn beste films, ‘L’armee des ombres’ (1969). De verhalen over helden en schurken van de Amerikaanse regisseurs John Ford en Howard Hawks spraken hem aan. Ook de film noir behoorde tot zijn inspiratiebronnen, al gaf hij er wel zijn eigen draai aan. In veel van zijn films is die voorliefde voor Amerika en de Amerikaanse cinema terug te zien, meest concreet in ‘Deux hommes dans Manhattan’ (1955), zijn ode aan New York. In 1972 maakte hij zijn laatste prent, ‘Un flic’ (‘Dirty Money’), een stijlvolle gangsterfilm met in de hoofdrol Alain Delon. Een jaar later zou Melville op 55-jarige leeftijd overlijden aan een hartaanval.

De immer coole Delon speelt Edouard Coleman, een keiharde agent die zijn vak uitstekend verstaat. Om op de hoogte te blijven van wat er speelt in de onderwereld is hij bevriend met de notoire nachtclubeigenaar Simon (Richard Crenna). De mannen slapen zelfs met dezelfde vrouw, de ijskoude maar beeldschone Cathy (Catherine Deneuve), die echter bij geen van beide echte liefde voelt. Ze is een spin in het web van Simon, die er een dubbelleven als gangster op nahoudt. De lepe en geslepen Coleman weet daarvan, maar wil de vriendschap aanvankelijk niet op het spel zetten. Bovendien heeft hij geen concrete bewijzen tegen Simon. Als Coleman echter verneemt dat de nachtclubeigenaar een grote overval heeft gepland, kan hij aanvankelijk niet ingrijpen. Wanneer de overval – een nauwgezet voorbereide treinroof – echter gepleegd is, leidt het spoor direct naar Simon. Die ontkent echter in alle toonaarden. En dus moet Coleman naar andere middelen grijpen om deze misdaad op te lossen.

Melvilles laatste film is de ultieme stijloefening in minimalisme. De sets mogen dan stijlvol en modern zijn, ze zijn ook kaal en smetteloos – ze doen haast steriel aan. Melville houdt er niet van zijn personages op te houden met nodeloze dialogen, en het gesproken woord is in ‘Un flic’ dan ook tot een minimum beperkt. De paar zinnen die wél in de film zijn verwerkt, zijn kort en bestaan vaak maar uit enkele woorden. Dit pakt overigens prima uit, aangezien Melville en zijn acteurs met beelden en blikken vaak meer kunnen zeggen dan andere filmmakers met eindeloze dialogen. De scènes zijn over het algemeen kort en kalm; deze film kent geen flitsende camerabewegingen omdat die de kijker zouden kunnen afleiden van de kille, koude wereld die Melville probeert te creëren. Zelfs de score is spaarzaam en dient uitsluitend om de suggestie te wekken dat er onheilspellende zaken staan te gebeuren. Alles aan deze film is subtiel en onderdrukt. Zelfs de grootste actiescène, waarin we getuige zijn van een treinroof per helikopter (overigens met storende – want matig uitgevoerde – special effects), is een showcase van ingehouden spanning, in plaats van een spektakel waarbij de adrenaline door je lijf giert.

Zelfs op de spannendste momenten in de film overheerst een surrealistische kalmte. Of is het wellicht matheid? De kilte en steriliteit wordt nog eens extra benadrukt door de blauwgrijze waas waardoor Melville zijn publiek naar de gebeurtenissen laat kijken. De acteerprestaties zijn al even onderdrukt en koel. Zelfs in een film waarin maar weinig gesproken wordt, houdt Alain Delon als Edouard Coleman zijn lippen stijf op elkaar. Zijn personage is een stoere en soms keiharde agent, maar zo compleet uitgeblust dat er geen enkele passie van zijn gezicht valt af te lezen. Desondanks is zijn stalen blik krachtig, zoals mooi te zien is tijdens de zwijgzame doch dwingende overhoring van een van de verdachten. Richard Crenna’s portrettering van Simon is iets levendiger, maar ook zijn personage blijft een typische bewoner van Melvilles Spartaanse, ijselijk kalme wereld. De beeldschone Catherine Deneuve heeft haar hele carrière opgebouwd rond het spelen van afstandelijke, ontoegankelijke ijskoninginnen en in ‘Un flic’ is ze op haar onderkoelde best.

Melville was ontegenzeglijk een innovatieve filmmaker die zijn geheel eigen stempel op films wist te drukken. Niet voor niets zijn mensen als Quentin Tarantino, Martin Scorsese en John Woo grote liefhebbers van zijn werk. Wie echter door de stilistische laag van ‘Un flic’ heen prikt, komt erachter dat het verhaal eigenlijk nergens over gaat. Het is vooral een stijloefening. De overdaad aan zakelijkheid en kilte breekt de film uiteindelijk bijna op. Meeleven met personages als Coleman en Simon is erg lastig, aangezien ze elk spoortje van menselijke warmte ontberen. ‘Un flic’ is knap gemaakt, maar mist een pakkend verhaal en innemende personages. In ‘Le Samouraï’ (1967), ‘L’armee des ombres’ (1969) en ‘Le cercle rouge’ (1970) lukt het Melville beter zijn publiek in zijn verhaal te slepen, ook al kennen ook die films diens typische zwijgzame en onderkoelde sfeer. Desondanks is ‘Un flic’ een opmerkelijke kijkervaring en een fraai stukje vakmanschap. Zij het wel voor de doorgewinterde filmliefhebber.

Patricia Smagge