Who’s That Knocking at My Door-I Call First (1967)

Regie: Martin Scorsese | 86 minuten | drama | Acteurs: Zina Bethune, Harvey Keitel, Anne Collette, Lennard Kuras, Michael Scala, Harry Northup, Tsuai Yu-Lan, Saskia Holleman, Bill Minkin, Philip Carlson, Wendy Russell, Robert Uricola, Susan Wood, Marissa Mathes, Catherine Scorsese, Victor Magnotta, Paul DeBonde

Eindelijk was er in 2007 dan die langverwachte Oscar voor Martin Scorsese, voor ‘The Departed’ (2006). De filmmaker, die al sinds eind jaren zestig zijn stempel drukt op de Amerikaanse cinema, had natuurlijk al veel eerder zo’n beeldje moeten krijgen. Voor zijn meesterwerken ‘Taxi Driver’ (1975) of ‘Raging Bull’ (1980) bijvoorbeeld. De regisseur kon het zelf ook haast niet geloven en grapte: “Could you double-check the envelope…?” Scorsese vond zijn (thematische) inspiratie in zijn jonge jaren in de western ‘The Searchers’ (1956), een film die hij talloze keren opnieuw bekeek om ideeën op te doen. ‘Taxi Driver’ (1975) is misschien wel zijn meest concrete hommage aan de klassieke western van John Ford – in essentie is het er een grimmige, grootstedelijke remake van – maar zijn fascinatie blijkt ook al uit zijn allereerste schreden in het vak. In zijn debuutfilm ‘Who’s That Knocking at My Door’ (1967) bijvoorbeeld wordt zelfs letterlijk gerefereerd aan ‘The Searchers’, wanneer de twee hoofdpersonages de film samen bekijken en erover discussiëren.

‘Who’s That Knocking at My Door’, ook wel ‘I Call First’ genoemd, is de film waarmee Martin Scorsese luid klopte aan de deur van de gevestigde orde in de filmwereld. Dit was de film waarmee hij afstudeerde aan de Filmacademie. In feite bestaat de prent uit bijeen geraapte flarden film die hij in de loop van zijn studie opnam, aangevuld tot een nog geen anderhalf uur durende speelfilm over een groep jongeren in de wijk Little Italy in New York. De hoofdrol is voor een jonge Harvey Keitel. Hij speelt JR, een werkloze jongen met het hart op de goede plaats, maar die ingeklemd zit tussen zijn streng katholieke achtergrond en de plaatselijke maffia, waar hij het liefst ver vandaan blijft. Samen met zijn maten Joey (Lennard Kuras) en Sally (Michael Scala) hangt hij maar wat rond. Wanneer JR op de veerpont naar Staten Island een mooie en wereldwijze studente (Zina Bethune) ontmoet, staat zijn leven op z’n kop. Dit meisje – ze blijft naamloos – is belezen, intelligent en heeft ook al eerder relaties gehad, in tegenstelling tot JR, die ook wel intelligent is maar dan op een streetwise manier. Wanneer hij erachter komt dat de liefde van zijn leven geen maagd meer is, stort zijn wereld in. Gezien zijn katholieke achtergrond is dat namelijk een grote schande en het kost hem grote moeite daarmee om te gaan.

‘There are girls, and then there are broads’. Een typerende uitspraak van JR, de hoofdpersoon in ‘Who’s That Knocking at My Door’. Seksistisch wellicht, maar vooral een instelling die staat voor zijn angst dat hij als man zijn (seksuele) macht kwijtraakt aan de vrouw. Het is een thema dat vaker voorkomt in het werk van Scorsese. Hetzelfde geldt voor de streng katholieke achtergrond waarin de regisseur is opgegroeid. De jonge Scorsese had ooit plannen om priester te worden, maar uiteindelijk bleek het medium film een nóg betere manier om zijn passie voor het geloof te ventileren. Niet zo verwonderlijk dat in elk van zijn films, en dus ook in dit debuut, het geloof op de achtergrond (en in het geval van ‘The Last Temptation of Christ’ uit 1988 zelfs zeer expliciet) een rol speelt. ‘Who’s That Knocking at My Door’ biedt een levendig en realistisch inkijkje in het leven van doodgewone jongens in het Little Italy van de jaren zestig. De toonaangevende Amerikaanse filmrecensent Roger Ebert was overdonderd door de film en noemde Scorsese’s debuut ‘een groots moment voor de Amerikaanse cinema’.

De regisseur toont stilistisch gezien al aardig wat van zijn mogelijkheden. Meest in het oog springende voorbeelden zijn de vechtscène waarin hij speelt met vertraagde beelden en een seksscène waarin muziek (in dit geval ‘The End’ van The Doors) op zeer effectieve wijze wordt gebruikt. Een interessante voorbode voor wat we later allemaal nog van deze cineast zouden gaan zien. Over het geheel genomen is ‘Who’s That Knocking at My Door’ echter maar een rommelige en onsamenhangende film. Het is duidelijk te zien dat de scènes op verschillende momenten zijn opgenomen, bijvoorbeeld aan de soms gebrekkige montage en belichting. Daarnaast lijkt er nauwelijks een scenario aanwezig, waardoor je als kijker houvast mist. Het enige dat duidelijk is, is dat dit een coming-of-age film is. Het is net alsof er in het wilde weg maar wat mooie beelden zijn geschoten die later achter elkaar zijn gezet. Een soort stijloefening dus, waar verder weinig samenhang in te vinden is. Het overtuigende spel van Scorsese’s studiegenoot Harvey Keitel en de andere acteurs doet daar verder niets aan af.

‘Who’s That Knocking at My Door’ geeft een aardig beeld van de ontwikkeling die Martin Scorsese als filmmaker door heeft gemaakt. De visuele hoogstandjes en bepaalde herkenbare thema’s zaten er al vroeg in en zouden door Scorsese in zijn latere werk alleen nog maar verder worden uitgediept en geperfectioneerd. Het is voor iedere liefhebber van het werk van de New Yorker om die reden dan ook uitermate boeiend om dit debuut te aanschouwen. Dat maakt van ‘Who’s That Knocking at My Door’ echter nog geen goede film. Daarvoor ontbreekt een gedegen scenario en enige samenhang in de getoonde beelden. Maar met een afstudeerfilm als deze is het geen wonder dat Scorsese met vlag en wimpel is geslaagd!

Patricia Smagge