Woyzeck (1979)

Regie: Werner Herzog | 77 minuten | drama, misdaad | Acteurs: Klaus Kinski, Eva Mattes, Wolfgang Reichmann, Willy Semmelrogge, Josef Bierbichler, Paul Burian, Volker Prechtel, Dieter Augustin, Irm Hermann, Wolfgang Bächler, Rosemarie Heinikel, Herbert Fux, Thomas Mettke, Maria Mettke

Nadat Herzog en Kinski net de opnames van hun kunststukje ‘Nosferatu’ hadden afgerond, besloten ze er op dezelfde locatie, Joegoslavië, een ander filmproject aan vast te plakken. Georg Büchner, die het toneelstuk schreef dat aan de film ten grondslag ligt, is altijd een grote inspiratiebron voor de regisseur geweest, en nu had Herzog de mogelijkheid om een droom te doen uitkomen door nu eens niet alleen de thema’s uit Büchners werk, maar letterlijk en direct één van zijn toneelstukken te verfilmen. En de gedroomde acteur om hoofdpersoon Woyzeck te vertolken is dan natuurlijk Klaus Kinski. Het wordt vermoeiend om dit bij iedere samenwerking tussen Kinski en Herzog te vermelden, maar Kinski brengt – al dan niet door Herzogs toedoen – het bronmateriaal van Herzog ook hier weer tot een hoger plan.

Vanaf het moment dat Kinski’s angstige blik in beeld komt, en van pijn vertrokken glimlach op zijn gelaat verschijnt, weet je als kijker dat dit weer een uiterst boeiende “performance” gaat worden. Maar, in tegenstelling tot wat de openingssequentie doet vermoeden – versneld afgespeeld, en met een dik aangezette vernedering van Woyzeck, die steeds de grond ingetrapt wordt tijdens het opdrukken – is de toon van de vertelling eerder tragisch en contemplatief dan ironisch of absurdistisch. Tragisch, want Woyzeck wordt door iedereen om hem heen vernederd of respectloos behandeld. Ook al lijkt het soms of er glimpen van mededogen door het gedrag van zijn medemensen heen sijpelen. Zijn baas, die Woyzeck moet scheren, zegt dan wel dat hij geen moraal heeft – omdat zijn kind niet in de Kerk gedoopt is – maar hij noemt hem wel een “goed mens”. Dit betekent alleen weinig concreets ten aanzien van de mogelijke steun die hij aan Woyzeck verleent.

Wanneer deze laatste namelijk instort en aan het raaskallen slaat, merkt hij namelijk alleen op dat hij van dat soort gedrag zelf erg onrustig wordt. En dat kan natuurlijk niet. De dokter, bij wie hij om onduidelijke redenen op een dieet van louter erwten is gezet, zou hem moeten willen helpen, maar ziet in hem alleen een interessante “casus”. Daar hoeft Woyzeck dus ook weinig van te verwachten. Zijn vrouw dan, misschien? Samen met de mooie Marie (Eva Mattes) heeft hij immers een lief zoontje, en er moet vanuit die hoek toch enige loyaliteit zijn te vinden? Dat zou je zeggen, maar vrouwlief gaat zonder blikken of blozen vreemd met een tamboerijnspeler. Na haar eerste transgressie lijkt ze daadwerkelijk enig gevoel te hebben wanneer ze in huilen uitbarst en zegt een slecht mens te zijn. Ze doet alleen vervolgens niets om die bekentenis te ontkrachten. Ze danst vrolijk verder met meneer de tamboerijn en verklaart, wanneer Woyzeck haar ondervraagt, doodleuk dat ze liever een messensteek zou krijgen dan een aanraking van haar liefdevolle man. Wat moet je met zo’n vrouw? Woyzeck krijgt in een hallucinante bui het antwoord van de stemmen in zijn hoofd. Ze moet dood. Gruwelijk als die moord is, de voornaamste emotie die je als kijker voelt is medelijden en mededogen met Woyzeck.

De manier waarop hij wordt gereduceerd tot een zielig hoopje mens waar iedereen over heen loopt is immers bijzonder kwaadmakend. Het is ook deze afdaling in waanzin en wanhoop van Woyzeck wat het grootste aandachtspunt van de film is. Er wordt hier en daar wat interessants gesuggereerd over de “gewone man”, en hoe deze zich geen deugden kan veroorloven en niets anders kan dan de natuur volgen – cultuur is niet voor hem weggelegd –, maar deze thematiek raakt overschaduwd door het centrale conflict. Dit conflict en de betreurenswaardige situatie van Woyzeck wordt vervolgens net niet genoeg tastbaar gemaakt voor de kijker. Het was mooi geweest om wat meer te weten te komen over Woyzeck zelf, zijn ideeën, en de relatie met zijn vrouw.

Het einde is indrukwekkend, maar de dolksteek of de verwarring en emotionele pijn die zich van Woyzeck meester maken na zijn daad zou de kijker ook daadwerkelijk moeten voelen. Hoezeer Kinski de kijker ook deelgenoot maakt van zijn gevoelens door die intense en hulpeloze blik in zijn ogen, het blijft toch allemaal iets te klinisch. Wellicht dat de theaterorigine van het verhaal wat te vaak duidelijk wordt door de soms ietwat gekunstelde dialoog. Of misschien was meer informatie over Woyzeck of meer dynamiek in de regie welkom geweest. Het statische camerawerk zélf is in ieder geval een prima keuze geweest – het maakt de film juist extra beklemmend, wat het licht ontvlambare verhaal alleen maar ten goede komt. En Kinski geeft weer eens een briljante vertolking van een tot waanzin afdrijvend personage ten beste. Het blijkt maar weer eens: Herzog + Kinski = goud.

Bart Rietvink