10 (1979)

Regie: Blake Edwards | 117 minuten | drama, erotiek, komedie, romantiek | Acteurs: Dudley Moore, Julie Andrews, Bo Derek, Robert Webber, Dee Wallace, Sam J. Jones, Brian Dennehy, Max Showalter, Rad Daly, Nedra Volz, James Noble, Virginia Kiser, John Hawker, Deborah Rush, Don Calfa

Regisseur Blake Edwards is duidelijk een fan van slapstick. Als het ook maar enigszins mogelijk is, voegt Edwards wel een stuntelig personage toe om de kijker te kunnen verblijden met allerlei soorten van fysieke humor. Het resultaat is wisselend. Zo vormden de doldwaze kapriolen van inspecteur Clouseau in ‘The Pink Panther’ een essentieel element van zijn personage en waren ze tot in perfectie uitgevoerd door Peter Sellers. Maar de klungeligheden van de heetgebakerde Mr. Yunioshi in ‘Breakfast at Tiffany’s’, een personage dat tamelijk overbodig was, en bovendien lichtelijk racistisch, waren vooral vervelend. Dudley Moore’s personage in ’10’ vaart wat dit betreft een iets betere koers, al voelen ook hier veel slapstickmomenten wat misplaatst aan. Toch zijn de melancholiek en de herkenbaarheid van het centrale verhaal over de man in zijn mid-life crisis die hunkert naar zijn verloren jeugd en daarom de gunsten van een (veel) jongere vrouw najaagt, sterk genoeg om de film te kunnen dragen.

Hoewel het centrale gegeven van de film een serieuze aangelegenheid is waar veel mannen mee te maken krijgen en waardoor ongetwijfeld vele relaties op de klippen lopen, is het geen verkeerde keuze van Edwards om de toon van de film luchtig te houden. Want, laten we eerlijk zijn, er zit ook zeker iets kinderachtigs in het gedrag van deze mannen, die een beetje gaan zitten mokken omdat ze niet ouder willen worden en het recht denken te hebben om een waardevolle relatie op het spel te zetten of op te geven. Dat is één van de eigenschappen van kinderen: dat ze direct hun verlangens bevredigd willen zien en deze niet kunnen rangschikken of – door lange termijndenken – op waarde kunnen schatten. De film onderkent dit element gelukkig. Meteen in het begin al wanneer Moore een tochtje in zijn open auto maakt, en onderweg steeds mooie vrouwen ziet langs komen – joggend, of wandelend in bikini – vertelt de film via het begeleidende lied letterlijk dat mannen kinderen zijn, maar dat vrouwen toch van ze houden, en zich beschermd voelen in hun armen. Moore wordt ook inderdaad een beetje gepresenteerd als een sul, en gekoppeld aan het sterke personage van Julie Andrews, dat intellectueel en moreel zijn meerdere is, geeft dit in eerste instantie de indruk dat ’10’ een geëmancipeerde, misschien zelfs feministische film is.  Deze lezing wordt wat bemoeilijkt door de presentatie van Moore als een feitelijk slachtoffer van zijn man zijn. Al zijn handelingen of misstappen worden met dit argument goedgepraat. “Hij kan het niet helpen. Iedere man maakt deze fase door. Niemand is perfect,” vertelt Moore’s beste vriend aan Andrews. Dus wacht zij – ondanks wat licht tegensputteren – geduldig af tot manlief zijn lusten in Mexico heeft “onderzocht” en zijn psychologische reis heeft afgerond. Natuurlijk zijn Moore’s bevindingen interessant en zou het voor de kijker duidelijk moeten zijn dat hij deze gewoon ter harte moet nemen in plaats van het ondergaan van dezelfde zoektocht. Maar tegelijkertijd zegt de film dat iedere man dit alles ongestraft voor zichzelf moet kunnen doormaken. Ook het “pikante” van de “pikante humor” waarmee geadverteerd wordt op de dvd-hoes, komt – niet geheel onverwacht – vooral neer op blote vrouwenlichamen die grotendeels voorkomen in scènes waarbij Moore met zijn telescoop de orgies en zwembadfeestjes van zijn overbuurman bekijkt. Deze spionagesessies voegen vrij weinig toe aan het verhaal en lijken vooral bedoeld om de film “sensueler” te maken en de mannelijke kijkers te prikkelen.

Moore komt op een gekunstelde manier terecht in zo’n zwembadfeestje van zijn overbuurman, wat natuurlijk net op het “juiste” moment wordt gadegeslagen door Andrews. Het draagt in ieder geval wel bij aan het “losergehalte” van Moore, wat tegelijkertijd de meest geslaagde bron van humor is. De slapstickscènes – wanneer Moore zich niet verstaanbaar kan maken na een lange sessie bij de tandarts, of de telescoop tegen zijn eigen hoofd slingert, van een heuvel afrolt, en nauwelijks boven kan komen – lijken er met de haren bijgesleurd en zorgen meestal voor niet meer dan een glimlach bij de kijker. Veel interessanter zijn de verbale sparringpartijtjes met Andrews of gênante situaties die het gevolg zijn van Moore’s eigen sulligheid. Dit heeft ergens tenminste nog een inhoudelijke functie, aangezien deze momenten zorgen voor een verdieping van Moore’s personage en tot op zekere hoogte voor meer begrip voor zijn situatie. Maar de dramatiek in ’10’ werkt toch meestal goed en houdt de film op de been, waarbij het vaak vooral de interacties zijn tussen Moore en een begrijpende bartender in Mexico, die voor sympathie voor Moore’s personage en zijn situatie zorgen. Bo Derek doet wat er van haar verwacht wordt – oftewel, mooi zijn – al zal zij, met haar “aparte” gevlochten haar met kraaltjes erin, misschien niet voor iedereen de perfecte “10” zijn. Net zo min als de film dit is.

Bart Rietvink

Waardering: 3