Arica (2020)

Regie: Lars Edman, William Johansson Kalén | 97 minuten | documentaire

Tien jaar geleden brachten twee documentairemakers in hun afstudeerfilm ‘Toxic Playground’ een milieuschandaal aan het licht: een Zweeds bedrijf bleek tonnen giftig afval in Chili te hebben gedumpt. De bewoners werden ziek; baby’s werden geboren met afwijkingen. De film betekende ook het begin van een juridische strijd tussen de bewoners van het Chileense Arica en het Zweedse mijnbedrijf.

Wat is het toch aan het tijdloze verhaal van David tegen Goliath dat ons blijft intrigeren? En hoe kan het dat in onze tijd – hoewel de publieke verontwaardiging vrijwel altijd ten gunste van de ondergeschikte partij uitpakt – dit soort verhalen toch zo vaak in het voordeel uitpakken van de machtige Goliaths van deze wereld? Het is niet alsof wij stervelingen niet keer op keer geraakt worden door het onrecht van deze verhalen – denk de ramp die Union Carbide (later Dow Chemicals) in het Indiase Bhopal veroorzaakte, dichterbij huis de toeslagenaffaire of verder weg de oorspronkelijke bewoners van Brazilië die regelmatig machteloos staan tegen een gewetenloze overheid die veeboeren en houthakkers hun land laat vernietigen. De hoop dat het ook anders kan, dat David opnieuw het gevecht kan winnen, blijft desondanks springlevend.

Zo ook in de indrukwekkende documentaire ‘Arica’, een Chileens-Zweeds-Belgische coproductie onder regie van filmmakers Lars Edman en William Johansson Kalén. Hun film vertelt het verhaal van het Chileense dorp Arica, in het woestijnachtige noorden van het land, dat een Zweeds mijnbedrijf voor de rechter sleept.

Het Zweedse Boliden bleek in het midden van de jaren tachtig tonnen giftig afval naar Chili verscheept te hebben, om het daar – zo was het plan – te laten verwerken door het lokale bedrijf Promel. In werkelijkheid werd het afval simpelweg gedumpt op een braakliggend terrein net buiten het dorpje Arica. Ten tijden van de dump leek dat terrein ver genoeg af te liggen van de bewoonde wereld, zo claimt Boliden, maar in de loop der tijd is de naburige woonwijk uitgedijd en werd het toxische terrein een speelplaats voor de dorpskinderen. Nu, jaren later, zijn de gevolgen niet te overzien: kinderen worden geboren met afwijkingen en tientallen dorpsbewoners zijn ziek geworden en overleden. De hoeveelheden lood, kwik en arsenicum in hun lichamen liggen ver boven de grens van wat toelaatbaar is voor een gezond mens – al trekt Boliden die waarden in twijfel.

In Chili zijn de staat en de tussenliggende partij, het Chileense Promel, eerder met succes aangeklaagd en ter verantwoording geroepen. Alleen de bron van de problemen, het Zweedse Boliden, had nog geen verantwoording hoeven afleggen. Daar komt nu dus verandering in: het dorp trekt ten strijde, daarbij geholpen door ngo’s en een team van Zweedse en Amerikaanse pro bono-advocaten. De documentaire, een officieus vervolg op de afstudeerfilm ‘Toxic Playground’ van dezelfde makers, volgt de aanloop naar de rechtszaak, de zittingen zelf (waarvan de eerste in 2017 en de laatste in 2019) en de nasleep daarvan.

Bijzonder aan dit verhaal – dat cynisch genoeg niet uniek is – is de persoonlijke band met het verhaal van een van de twee makers. Lars Edman, zo begrijpen we gaandeweg, werd als klein jongetje uit Chili geadopteerd door Zweedse ouders, en zijn vader werkte jaren bij Boliden. Het Zweedse dorp waar hij opgroeide was vergroeid met het megabedrijf, dat voor veel werkgelegenheid zorgde in de hechte gemeenschap. Zo toont de film ook dat een verhaal als dit niet zwart-wit is, maar grijstinten kent.

Des te spijtiger dat Boliden gedurende de film alle mogelijke sympathie verspeelt. Dat komt vooral door het leger aan juristen en zelfbenoemde ‘experts’ – denk: scheikundigen in dienst van de arsenicumsector – die de rechtszaak willens en wetens traineren en, volgens de tactieken die we kennen van de tabaksindustrie of multinationals als Monsanto, verwarring zaaien over de feiten. Is arsenicum wel zo schadelijk voor de gezondheid als iedereen beweert, en zo ja, hoe weten we dat de slachtoffers de verhoogde arsenicum- en kwikwaarden via de giftige stoffen van Boliden hebben binnengekregen? Wie zegt dat dat geen andere bron kan hebben, zoals het eten van schaaldieren? Een gênante suggestie, zo pareert een van de dorpsbewoners: (dure) schaaldieren zijn wel het láátste dat op het menu staat van een arme gemeenschap midden in een woestijn. Maar al weerleggen de bewoners en hun advocaten alles geduldig, de rechtszaak wordt voortdurend gekaapt door desinformatie en zwartmakerij van de betrokkenen.

De verharding van Boliden wordt belichaamd door Rolf, een voormalig milieumanager van Boliden, indertijd verantwoordelijk voor de beslissing om het afval naar Chili te verschepen. Als de filmmakers samen met de inmiddels gepensioneerde Rolf naar Arica afreizen, lijkt hij nog ontvankelijk voor het idee dat het bedrijf alsnog ter verantwoording geroepen wordt voor nalatigheid. Hij is tot tranen geroerd bij enkele huisbezoeken. Maar eenmaal terug in Zweden – ver weg van het persoonlijke aspect van de zaak – raakt hij ingekapseld door de kille juridische aanpak van het bedrijf, tot er van mededogen niets meer over is.

Behalve de beelden in de rechtbank maakt nog een aantal scènes indruk, mede door de betrokkenheid van Lars Edman, die Arica al zo’n tien jaar met regelmaat bezoekt en met veel van haar bewoners een band opbouwde. Zo ook met Jocelyn, een kind nog wanneer hij haar ontmoet, dat laat zien hoe op haar bovenlichaam extra tepels groeien. Als hij haar jaren later opnieuw interviewt is ze zelf moeder en bezorgd over de gezondheid van haar zoontjes.

Aangrijpend zijn ook de beelden van Edman die samen met bewoonster Milka het graf van haar dochter Fabiola bezoekt, die waarschijnlijk aan loodvergiftiging is gestorven – ze was 17. Bij het graf krijgt zowel Milka, Edman als de kijker het even te kwaad.

De logische, misschien ook naïeve, vraag waar je als kijker mee achterblijft: had Boliden niet een deel van de miljoenen kronen die het spendeert aan het advocatenteam, aan Arica kunnen doneren? De zwaarst getroffen slachtoffers zijn namelijk ook de armste bewoners van Arica, die in de verste uithoeken van de sociale woonwijk terecht kwamen (het dichtst bij de giftige grond). Hun eisen zijn bovendien niet hoog: het dorp wil dat het giftige terrein (het ligt er nog steeds!) alsnog wordt opgeruimd, en vraagt betere toegang tot betaalbare gezondheidszorg. Zelfs zonder daarmee schuld te bekennen was het dorp daarin tegemoet komen, een bewonderingswaardige daad geweest. Maar hoe mooi de allegorie ook is, in het kapitalistische heden laat Goliath David niet zomaar winnen.

Ruby Sanders

Waardering: 4

Speciale vertoning: IDFA 2020