Atlantis (1991)
Regie: Luc Besson | 80 minuten | avontuur, documentaire
Duiken is altijd een grote passie van filmmaker Luc Besson geweest, en in ‘Le Grand Bleu’ liet hij dit voor het eerst onomwonden in een film zien. Dit epische avontuur over een man die als enige echte familie dolfijnen heeft en zich beter thuis voelt in de zee dan op het land, werd een daverend succes in Frankrijk en was de doorbraak van zowel Besson als acteur Jean Reno in Hollywood, die later samen nog het geweldige ‘Léon’ zouden maken. De prachtige onderwaterbeelden van ‘Le Grand Bleu’ vormden de grootste aantrekkingskracht van de film, en in de documentaire ‘Atlantis’ windt Besson er geen doekjes om: dit is de plek waar alles begon, zelfs de mens. De titel maakt al meteen de boodschap van de film duidelijk: Onder water is een weidse, prachtige beschaving aanwezig, en als we niet opletten zal deze net als de stad Atlantis verdwijnen.
Nu zijn er al vele natuurdocumentaires verschenen, maar Besson weet zich uitstekend te onderscheiden met zijn eigen stijl. Afgezien van een wat pretentieuze inleiding en wat ongelukkige muziekkeuzes en thematische onderschriften hier en daar, is ‘Atlantis’ een feest om naar te kijken (en luisteren). De documentaire is verstoken van enig (gesproken) commentaar, en bestaat – net als bijvoorbeeld ‘Koyaanisqatsi’ en ‘Powwaqatsi’ van Godfrey Reggio – puur uit beelden en muziek. Er zijn verschillende segmenten, zo blijkt, met ieder zijn eigen thema. Hoewel soms wat te erg vermenselijkt (met titels als “Haat”, “Liefde”, “Tederheid”, of “Geloof”) en met een wat te frivole muziek of hippe montage, is de uitwerking meestal verfrissend. Aanvankelijk lijkt het een documentaire als zo vele anderen, met mooi rondzwemmende dolfijnen, en sfeervolle klassieke muziek ter ondersteuning. Maar componist Eric Serra zet een breed spectrum aan stijlen in, afhankelijk van het thema en de diersoort die in beeld is. Zo wordt een gestreepte zeeslang begeleid door Arabische muziek als van een slangenbezweerder, dansen wild zwemmende zeeleeuwen op ritmische popmuziek, en zweeft de reuzenmanta rond op de etherische klanken van een aria van Maria Callas.
En dan de beelden zelf. Als je denkt dat je alles gezien hebt, en vanuit elk standpunt, komt er iets als ‘Atlantis’ voorbij die weer voor geheel nieuwe belevingen zorgt. De dieren komen nu vaak zó dichtbij, dat het bijna 3D is. Een octopus wordt prachtig beeldvullend van achteren gevolgd terwijl zijn tentakels als een deken van slierten achter hem aan drijven, en wanneer hij op een gegeven moment naar beneden komt, richting camera, ziet de kijker een tentakel recht op hem af komen, zelfs eindigend met een zuignap die zich even op de camera bevestigt. Alsof dat nog niet indringende genoeg is, komt even later een grote witte haai, dreigend langs, en zelfs tegen de camera aanzwemmen. Helemaal in de hoge definitie van blu-ray is dit bijna genoeg om gillend de kamer te verlaten.
Maar het is ook allemaal gewoonweg wonderschoon gefilmd, met vooral de gevlekte dolfijnen in het eerste segment die met hun speelsheid en prachtige bewegingen onweerstaanbaar zijn, waardoor de kijker zich bijna uitgenodigd zal voelen om met ze mee te dartelen, net als de hoofdpersoon uit Bessons andere onderwaterfilm, ‘Le Grand Bleu’. Een betere ambassadeur dan Besson kunnen de dolfijnen en al het andere onderwaterleven zich bijna niet wensen.
Bart Rietvink