Bang Rajan (2000)

Regie: Tanit Jitnukul | 113 minuten | actie, drama, oorlog | Acteurs: Jaran Ngamdee, Winai Kraibutr, Theerayut Pratyabamrung, Bin Bunluerit, Bongkoj Khongmalai, Chumphorn Thepphithak, Suntharee Maila-or, Phisate Sangsuwan, Theeranit Damrongwinijchai

Gebaseerd op een waargebeurde episode uit de oorlog die Birma in 1765 ontketende op het grondgebied van Siam (het huidige Thailand) en die wetenschap maakt ‘Bang Rajan’ een nog overtuigender film.

De regering van Myanmar (zoals Birma nu heet) kan niet erg blij geweest zijn met hoe hun land door de buren voorgesteld wordt. De haat tegen de Birmezen wordt door de Siamezen uitbundig geventileerd en de enige twee echte karakters die aan de kant van de agressor enige rol van betekenis spelen, zijn twee bloeddorstige en fanatieke generaals.

Het verhaal is eenvoudig en lijkt hetzelfde uitgangspunt te hebben als Asterix (een klein dorpje bleef dapper weerstand bieden tegen…) en heeft ook enige gelijkenis met Kurosawa’s ‘Seven Samurai’. Maar de uitvoering heeft meer van de chaos van het op de dvd-hoes genoemde ‘Braveheart’.

Dat is meteen de kracht en de impact van ‘Bang Rajan’: de intense actiescènes. Door de hele film heen vinden een aantal grote en kleinere gevechten plaats, die chaotisch en onoverzichtelijk geschoten zijn en daarmee heel realistisch ogen. Af en toe vliegen er ook nog ledematen door het beeld, maar vooral het geluid is behoorlijk indringend. Waar visueel niet altijd duidelijk is wat er precies gebeurd, wordt dit meer dan gecompenseerd door bijvoorbeeld het zingende geluid van pijlen die door de lucht vliegen of het wat zompig klinkende geluid van kapmessen en speren die zich in vlees boren. De kreten van pijn en/of doodsangst geven de kijker een houvast bij de beelden van soms wat wazig gefilmde samendrommende massa’s die op leven en dood op elkaar inhakken. De makers hebben een regel ingesteld, om te kunnen bepalen wie aan welke kant vecht: de Birmezen hebben hesjes of harnassen aan, de dorpelingen van Bang Rajan vechten met ontbloot bovenlijf en een doek om hun arm geknoopt. Die doek is gezegend door de machtige priester van het dorp (Pratyabamrung) en de inwoners geloven dat dat hen zo sterk maakt om het invasieleger te kunnen weerstaan.

De hoofdpersonen zijn een soort van sjablonen en in hoeverre zij hun historische tegenhangers ook werkelijk vertegenwoordigen, is nog maar de vraag. Naast de al genoemde priester is er de wijze dorpsoudste (Thepphithak), die gewond raakt aan zijn been en voorstelt om een nieuwe leider aan te stellen. Die nieuwe leider Chan (Ngamdee) is een soort van jungle-commando met een martiale snor die in het Britse leger van die tijd zeker niet misstaan zou hebben. En dan is er ook nog een koppel, de stoere Inn (Kraibutr) en zijn geliefde Sa (Kongmalai) die later in de film niet te beroerd is om ook een kapmes ter hand te nemen en een aantal Birmezen over de kling te jagen. Tenslotte is er nog de altijd dronken baardaap Thongmen (Bunluerit) die aanvankelijk vooral een comic relief lijkt door zijn alcohol inname, maar wiens rol een dramatische wending krijgt en wel raad weet met zijn twee grote bijlen.

Het realistische spel van de veelal ongeoefende acteurs en de aandacht voor details (ze hebben stuk voor stuk zwarte, vieze tanden) maken het gebrek aan een echte ontwikkeling van de karakters meer dan goed.

De special effects zijn, op wat vreemd uitziende explosies na, knap gemaakt en afgehakte ledematen en hoofden zien er geloofwaardig uit. In de film loopt ook een waterbuffel rond met zulke enorme hoorns dat het haast ook als een special effect afgedaan zou moeten worden, ware het niet dat het beest er echt zo uitzag. ‘Seeing is believing’.

‘Bang Rajan’ won maar liefst elf Surasawadee Thai Film Awards (de Thaise Oscar) en dat is volkomen terecht.

Hans Geurts