Basquiat (2010)
Regie: Jean-Michel Vecchiet | 52 minuten | documentaire
Jean-Michel Basquiat typeren als een schilder vertelt op zijn hoogst het halve verhaal: in feite was de jongeman uit New York gewoon een rockster. Op zijn vijftiende was hij als een underground bekende met zijn graffitikunst – waarbij hij meer viltstiften gebruikte dan de traditionele spuitbussen –, waarna hij als schilder binnen een paar jaar een zeer succesvolle en veel verdienende schilder werd. Hij raakte aan de drugs, waardoor daar kwam een eind aan met een overdosis in zijn 27e levensjaar. Dat klinkt meer als Jim Morrison dan als Jackson Pollock.
‘Basquiat’ heeft als uitdaging om van zijn relatief korte periode in de schijnwerpers een overtuigende documentaire te maken, met hopelijk genoeg bronmateriaal voor een langspeelfilm. Gelukkig was de kunstenaar tijdens zijn volwassen jaren een explosief brok creativiteit, dat op talloze manieren tot uiting kwam. Hij begon dus als straatkunstenaar en als leider van een avant garde jazzcollectief, waarmee hij al de nodige aandacht trok en meerdere televisieshows mocht opsieren. Als schilder was hij een compulsieve workaholic, die zeker een handvol exposities per jaar kon vullen met zijn werk. Als Afrikaanse Amerikaan zeer bewust van zijn roots, en die geëngageerdheid en liefde voor Afrika kwam veel terug in zijn werk. Hij was verder zeer opvliegend en impulsief, wat zijn privé- en liefdesleven het nodige tumult meegaf, en door zijn excessieve drugsgebruik alsmaar meer paranoïde. Net als de te vroeg gestorven rockmuzikanten van de jaren 60 leefde hij kort maar waren zijn volwassen jaren erg intensief. Niet voor niets leek hij op wat later het einde van zijn leven zou blijken wel een man van in de veertig, zo wordt in de film opgemerkt.
Naast een bij vlagen fascinerende inkijk in dit tumultueuze leven vormt ‘Basquiat’ ook een portret van het New York van de eerste helft van de jaren 80. Als jongere uit de achterbuurten van de stad heeft hij alle extremen die zich in The Big Apple meegemaakt: in de sloppen leefde hij te midden van het verval, de armoede en bovenal de enorme drugsproblematiek – crack en AIDS verwoestten levens. Zelf kon hij al snel opklimmen naar een wat artistieker milieu, waarin hij een korte verhouding had met een jonge Madonna en zijn eerste schilderij aan Debbie Harry verkocht, de beroemde zangeres van Blondie. Tenslotte werd hij zelf een beroemdheid, werkte samen met Andy Warhol en werd zijn werk geïncorporeerd door de jetset van Wall Street, de van de cocaïne en decadentie vergeven upper class die niets te gek was en het werk van de schilder bejegende als zowel een statussymbool als investering die alleen maar meer waard wordt. Zeker na Basquiats plotselinge dood, aan een overdosis heroïne.
Het is een fascinerende opkomst en ondergang, maar toch wringt er iets aan ‘Basquiat’. De schaarste aan materiaal van de schilder zelf wreekt zich al vrij snel op; zelfs met 52 minuten voelt de documentaire aan de lange kant. Verder zit de film bij vlagen wat slordig in elkaar: de voice-over van een middelmatig Engels sprekende Fransman is een soort kruising tussen die van Werner Herzog en de Pink Panther, en neigt wat naar het hinderlijke. Ook de muziekkeuze is wat laks, met wat flauwe fragmenten die uitentreuren terugkeren. Het interessantste beeldmateriaal, een korte 8 mm-film die een leeftijdsgenoot van Basquiat op hun 15e van hem maakte, wordt wel even ten dele getoond, maar had ook integraal in deze film gemogen gezien het veelbelovende karakter ervan. Nu resteert er met ‘Basquiat’ een goede introductie tot het leven en werk van de schilder, maar dringt zich tot het idee op dat het definitieve document over Jean-Michel Basquiat nog in het verschiet ligt.
David van Marlen