Be Calm and Count to Seven – Aram bash va ta hatf beshmar (2008)

Regie: Ramtin Lavafipour | 89 minuten | drama | Acteurs: Omid Abdollahi, Hedayat Hashem

‘Wanneer je aan zee staat, lijkt hij soms blauw, soms groen, maar er is nog een kleur: een kleur die alleen kan worden gezien door degenen die op zee zijn vergaan. Maar zij keren nooit terug om te vertellen welke kleur de kolkende zee heeft.’

Deze woorden vormen de opmaat voor een korte periode waarin het leven van Motu (Omid Abdollahi) gevolgd wordt. Zijn vader is sinds kort vermist op zee, toen hij probeerde een aantal “passagiers” over de zee – zoals de Perzische Golf in de film genoemd wordt – te smokkelen. Motu is nu – tijdelijk – het hoofd van het gezin en moet zorgen voor het levensonderhoud van zijn zwangere moeder en zijn zus. En in het naamloze, vergeten dorp waar hij woont, is dat er maar één: smokkelen. Af en toe probeert hij wat extra’s te verdienen door naar oesters te duiken en zo een parel te vinden. Het grootste deel van zijn tijd spendeert hij echter met het racen in kleine motorbootjes om illegale goederen op te pikken op zee en zo snel mogelijk terug te racen naar het strand en de veiligheid van zijn huis.

Intussen probeert Mahmood (Heydayat Hashemi), de tussenpersoon tussen de grote smokkelaars en de jongens die de spullen oppikken vanaf het water, zijn tandpijn te vergeten en voert hij moeizame telefoongesprekken met zijn vrouw. Mahmood en Moto raken langzamerhand bevriend, als de jongen op zoek wil gaan naar zijn vader en Mahmood hem aarzelend gaat helpen.

Deze debuutfilm van Ramtin Lavafipour maakte veel indruk in het filmfestivalcircuit en als deze boreling enige indicatie is, gaat deze talentvolle Iraniër een mooie toekomst als filmmaker tegemoet. Voor ‘Be Calm and Count to Seven’ fungeerde hij niet alleen van regisseur, maar ook als scenarioschrijver, set ontwerper èn editor. Wellicht heeft deze veelheid aan taken te maken met een beperkt budget, maar Lavafipour heeft een scherp oog voor zowel beschouwend drama als een paar adrenaline verhogende achtervolgingsscènes. Door de documentaireachtige stijl en het sterke (soms hand-held) camerawerk van Mohamed Reza Taymouri heeft de film een naturalistische inslag.

De twee hoofdrolspelers laten beide zien dat ze veel in huis hebben: Abdollahi is een prima kindacteur, die als Motu knap de balans weet weer te geven tussen de verlangens van elke jongen – hij voetbalt graag en adoreert Ronaldinho, in wiens voetbalshirt hij zelfs slaapt – en de verantwoordelijkheden die op zijn schouders rusten nu zijn vader verdwenen is. In de andere hoofdrol lijkt de altijd treurig kijkende Hashemi,naast de soort van “running gag” van zijn tandpijn, onder veel verborgen verdriet gebukt te gaan. Het eenvoudige, maar roerende verhaal dat hij vertelt over hoe zijn vader ooit tandpijn wist op te lossen met dadels, is daarvan een voorbeeld. Motu en Mahmood zijn twee verloren zielen, gebonden aan de zee en wanhopig op zoek naar een uitweg uit hun respectievelijke situaties.

‘Be Calm and Count to Seven’, mede mogelijk gemaakt door het Hubert Bals fonds van het Filmfestival van Rotterdam, is een aanrader voor fans van de beste filmhuisfilm. De film won de Tiger Award op het Internationale Filmfestival van Rotterdam in 2009. In hetzelfde jaar werd door regisseur Ramtin Lavafipour ook de speciale juryprijs voor beste nieuw Aziatisch talent gewonnen op het Shanghai International Film Festival.

Hans Geurts