Bellamy (2009)

Regie: Claude Chabrol | 110 minuten | drama, misdaad | Acteurs: Gérard Depardieu, Clovis Cornillac, Jacques Gamblin, Marie Bunel, Vahina Giocante, Marie Matheron, Adrienne Pauly, Yves Verhoeven, Bruno Abraham-Kremer, Rodolphe Pauly, Maxence Aubenas, Anne Maureau, Henri Cohen, Thierry Calas, Dominique Ratonnat, Mauricette Pierre, Jean-Claude Dumas, Matthieu Penchinat, Thomas Chabrol

Paul Bellamy (Gérard Depardieu) is een grote en grootse speurder, daar kan geen misverstand over bestaan. Hij is beroemd in heel Frankrijk, mede door zijn gepubliceerde memoires en zelfs op vakantie laat de misdaad hem niet met rust. Of liever gezegd, kan hij de misdaad niet met rust laten. In het pittoreske Nîmes raakt hij geïntrigeerd door een item op het nieuws, waarin de vondst van een mannelijk lijk in een uitgebrande auto wordt gemeld. De kijker heeft – middels een magistrale openingsscène – dan al een bijzondere introductie van het verkoolde lichaam gekregen.

Meteen als hij het nieuwsbericht gezien heeft, wil Bellamy meer over de man weten, wat blijkt als hij een met zijn vrouw bevriende tandarts Alain (Yves Verhoeven) uithoort over diens voormalige patiënt. Het lijk blijkt van Emile Leullet te zijn en er zijn verdachte omstandigheden, omdat hij heel hoog verzekerd was en zijn vrouw het geld opstrijkt. Tegelijk hangt er ene Noël Gentil (Jacques Gamblin) rond het huis waar Bellamy en zijn vrouw Françoise (Marie Bunuel) verblijven. Gentil weet na veel aandringen in zijn hotel een middernachtelijke afspraak met Bellamy te maken, waar hij de verbaasde politie-inspecteur een macaber verhaal uit de doeken doet.

Zo begint ‘Bellamy’, een origineel moordmysterie van de hand van de bejaarde meester Claude Chabrol, wiens laatste film dit was voor diens overlijden in september 2010. Chabrol wordt wel de “Franse Hitchcock” genoemd, maar hoe terecht de vergelijking in sommige opzichten is, doet dat Chabrol wel wat te kort, omdat daarmee zijn eigen, unieke kwaliteiten onderbelicht blijven. Dat hij door de “Master of Suspense” is beïnvloed, is wel duidelijk en er zijn duidelijke overeenkomsten in hun werk: de thrillerplots, een ironische toon met tegelijk een scheut zwarte humor en het doorprikken van pretenties. Niet verwonderlijk dus dat Chabrol in de jaren 50 met ‘Nouvelle Vague’ collega en vriend Eric Rohmer al een biografisch boek over Hitchcocks films schreef.

In ‘Bellamy’ vindt de regisseur zijn inspiratie voor het titelpersonage en de bijbehorende moordzaak echter voornamelijk – en overduidelijk – op commissaris Maigret van de Belgische schrijver Georges Simenon. Niet voor niets is de film opgedragen aan “de twee Georges” (met de andere Georges wordt Georges Brassens, een Franse chansonnier, bedoeld). Bellamy heeft als pseudo-Maigret nauwelijks rust als hij niet aan het werk is. De bekentenis van Gentil ten overstaan van Bellamy dat hij verantwoordelijk is voor de dood van Leullet en dat hij officieuze hulp wil van de speurneus, brengt een vergezocht, maar vermakelijk plot op gang.

Los van alle intriges, is het niet alleen de “whodunnit” die centraal staat. Minstens zoveel tijd wordt er ingeruimd voor (schijnbare?) futiliteiten, voor doorsnee conversaties die toch veelzeggend zijn en dat alles rond de privébeslommeringen van Bellamy. Het zijn de hoofdrollen van Depardieu, Bunel en Cornillac die de film charme en kleur geven. Goed geschreven, maar minstens zo goed geacteerd. Zo wordt ‘Bellamy’ bij vlagen ook nog haast een genoeglijk moordmysterie, omdat het een genot is om topacteurs topprestaties te zien leveren. Chabrol weet wel raad met het vervlechten van een misdaadplot met gesprekken zoals ze die alleen in de Franse cinema kunt aantreffen en die hij op subtiele wijze tot één sterk geheel smeedt alsof het niets is. Tegelijk schuilen er addertjes onder het gras van het lichtvoetige vermaak. Het is die nonchalance, die achteloosheid waarmee scènes uit de losse pols geregisseerd en geacteerd worden, die de film niet één, maar twee niveaus omhoog tilt. Depardieu en Bunel vormen een ijzersterk duo en als kijker twijfel je er geen moment aan dat dit stel al minstens dertig jaar getrouwd is – gelukkig en nog steeds dol op elkaar. De beschermende houding van Françoise (Bunel) om haar Paul van zijn vakantie te laten genieten en de berusting als blijkt dat hij het toch niet kan laten om zijn grote neus in de zaak te steken, spreekt boekdelen en je ziet als het ware hun hele relatie aan je voorbij trekken. Het is Cornillac die een nieuwe dimensie en een nieuwe dynamiek inbrengt, zodra hij ten tonele verschijnt en onvermoede extra lagen aanbrengt. Het is een genot om dit drietal aan het werk te zien en hun emoties en complexe onderlinge verhouding uitgewerkt te zien.

De warme beelden (ook zonder zon) zijn geschoten door de Portugees Eduardo Serra, die sinds eind jaren 90 zes films met Chabrol maakte. Dat geldt voor meer leden van cast en crew. Hoewel dit helaas de enige film is die Chabrol en Depardieu maakten, waren er veel oude getrouwen van Chabrol vooral achter de schermen bij de film betrokken. Ook leden van zijn eigen familie waren wederom van de partij: zoon Thomas kreeg een klein rolletje en zoon Matthieu componeerde de muziek. Chabrol schreef samen met Odile Barski (in hun zoveelste samenwerking) het scenario, waarbij Barski dan weer de moeder van acteurs Adrienne Pauly en Rodolphe Pauly, die in de film bijrollen hadden als respectievelijk Claire en advocaat.

Hier en daar maakt Chabrol zich er net even te makkelijk vanaf, door al te voor de hand liggende oplossingen te kiezen. Ook komt de toon soms net te geforceerd luchtig over, wat een gekunsteld effect geeft dat luidkeels roept: “kijk ons eens even lekker bezig zijn hier”. Dit wordt duidelijker wanneer de film zijn ontknoping nadert. Hier rekt de film de geloofwaardigheid net even te ver op. Desondanks is ‘Bellamy’ een waardige afsluiter van de lange en imposante carrière van Claude Chabrol.

Hans Geurts

Waardering: 4