Black Sheep (2006)

Regie: Jonathan King | 87 minuten | actie, horror, komedie, avontuur, fantasie | Acteurs: Matthew Chamberlain, Tammy Davis, Oliver Driver, Peter Feeney, Jono Manks, Danielle Mason, Nathan Meister, Glenis Levestam, Tandi Wright

Als we op aantallen moeten afgaan, dan is niet de mens maar het schaap de dominante levensvorm in Nieuw-Zeeland. Er zijn maar liefst veertig miljoen exemplaren van deze wollige schepsels in het land aanwezig, tegenover een karige vier miljoen mensen. Gelukkig maar dat het onschuldige beesten zijn, waar mensen voornamelijk profijt van hebben. Maar wat als dit nu eens niet het geval zou zijn en zo’n lief, knuffelbaar schaap ineens een bloeddorstig monster zou worden? Het is een prikkelend schrikbeeld dat gek genoeg nog niet eerder tot uiting is gekomen in film. Regisseur Jonathan King gebruikte dit simpele concept als uitgangspunt voor zijn vermakelijke horrorkomedie ‘Black Sheep’.

Natuurlijk worden er aan de lopende band grappen over schapen gemaakt in Nieuw-Zeeland – die ook in deze film terugkomen, met als berucht voorbeeld de grappen over seks met schapen – maar het idee om ze in angstaanjagende killers te veranderen is toch redelijk nieuw. Toch werkt het aardig. Als je een grote groep schapen van een heuvel op je af ziet stormen, blijken ze toch intimiderender te zijn dan verwacht, met die reptielachtige ogen van ze. Tegelijkertijd zijn ze ontegenzeggelijk grappig. Helemaal in een quasi-angstwekkende context als deze, is een simpel “bèèhèè” genoeg om in de lach te schieten. Dat onschuldige, dommige geluid krijgt nu een extra komisch effect. Peter Jackson begreep dat ook al toen hij in ‘Bad Taste’ een schaap opblies met een raketwerper, vlak na een korte blaat van het beest. “Bèèe”…. en blam!: weg schaap.

Jacksons film was één van de inspiratiebronnen voor King, naast Sam Raimi’s ‘Evil Dead’ en John Landis’ ‘An American Werewolf in London’. Hij opereert met zijn knipogende, maffe splatterkomedie in hetzelfde genre en heeft zelfs een acteur ingehuurd die zo uit ‘Bad Taste’ lijkt te zijn weggelopen: de lekker nonchalante Tammy Davis, die Tucker speelt, een vriend van hoofdpersoon Henry (Nathan Meister). Verdere associaties met Jackson zijn te vinden door de technische medewerking aan de film van Weta Workshop: de special effects studio die mede opgericht is door Jackson en verantwoordelijk was voor al zijn films. Richard Taylor, die de leiding heeft over Weta, vond het leuk om weer eens aan een kleine “Kiwi-film” mee te werken, en voor het publiek betekent het dat de wezens er in ieder geval acceptabel uitzien. Niet alleen komen er gemuteerde schapen (poppen) in beeld met vlijmscherpe tanden, maar er moeten ook heuse “weerschapen” overtuigend worden weergegeven en dan is het mooi meegenomen dat er vakmensen aan je film meewerken.

De film zelf is zo’n beetje wat je ervan kan verwachten. Een simpel verhaaltje over uit de hand lopende genetische manipulatie, met wetenschappers die het slachtoffer worden van hun eigen creaties, en extreme milieu-activisten die geen idee hebben hoe ze het probleem moeten verhelpen. De prominente activist hier is Experience (Danielle Mason), die om de haverklap Henry iets milieubewusts moet bijbrengen of new-age nonsens uitkraamt. Zo moet Henry als hij weer ’s gaat hyperventileren als hij een schaap ziet, zich voorstellen dat hij een boom is en aan zijn chakra’s denken. Losbol Tucker is eigenlijk het meest aansprekende figuur, samen met de foute broer van Henry, Angus, die het perfecte schaap wil creëren en wel erg ver blijkt te gaan in zijn liefde voor de beesten.

Maar de schapen zelf zijn toch echt de grootste trekpleister. Of ze nu met drommen tegelijk een groep industriëlen te lijf gaan, domweg aan het blaten zijn, met hun kop door deuren breken – à la Jack Nicholson in ‘The Shining’ -, of de gedaante aannemen van groteske weerschapen, ze zijn altijd goed voor een portie vermaak. Dan maakt het niet zo gek veel meer uit hoeveel personages er ontwikkeld zijn of hoe origineel of gelaagd het verhaal is. Schapen met een killer instinct zijn en wat geslaagde grappen zijn genoeg voor een geinige pulpfilm. En dat is wat ‘Black Sheep’ geworden is. Niets meer en niets minder.

Bart Rietvink