Bride of Frankenstein (1935)
Regie: James Whale | 71 minuten | science fiction, horror | Acteurs: Boris Karloff, Colin Clive, Valerie Hobson, Elsa Lanchester, Ernest Thesiger, Una Connor, O.P Heggie, Una O Connor, Gavin Gordon, Douglas Walton, E.E. Clive, Lucien Prival, Dwight Frye, Ann Darling, Reginald Barlow, Gavin Gordon, Ann Darling, Ted Billings
Deze film is het vervolg op ‘Frankenstein’ uit 1931. De titel van dit vervolg is wel misleidend. De bruid van het monster, ditmaal een uit lichaamsdelen van lijken samengesteld vrouwelijk schepsel, komt pas in de laatste minuten van de film in beeld en speelt verder geen opvallende rol. De film vertelt vooral de verdere lotgevallen en de ontwikkeling van het monster in aansluiting op de eerste film, alsmede hoe de samenwerking tussen Frankenstein en Dr. Pretorius tot stand komt en verloopt en hoe het vrouwelijk schepsel tot leven wordt gewekt.
De boosdoener in deze film is wederom een wetenschapper, Dr. Pretorius genaamd. Hij is het type van de ‘getikte geleerde’ die na twintig jaar wetenschapswerk volledig en in tegenstelling tot Frankenstein ook onherroepelijk bezeten geraakt is van zijn werk. Zijn schurkachtigheid komt tot uiting doordat hij ondanks de doden die er door het monster zijn gevallen ten koste van alles een tweede schepsel wil maken en doordat hij Frankenstein‘s vrouw ontvoert om diens medewerking hierbij af te dwingen.
Henry Frankenstein lijkt in niet veel meer op wat hij vroeger was. Hoewel hij na de nodige aarzeling eerst zijn vrijwillige medewerking aan Pretorius had toegezegd ziet hij daar later vanaf. Hij lijkt voorgoed genezen te zijn van de wetenschapswaanzin die hem in de eerste film nog in zijn macht had. Daarna werkt hij noodgedwongen maar nog steeds onwillig mee aan de creatie van het vrouwelijk monster. Dat echter de oude liefde voor het vak in hem niet roest en nooit helemaal uitgeroeid zal zijn blijkt uit zijn bezeten blik en opgetogen uitroep ‘it’s alive!’ wanneer het vrouwmonster tot leven komt.
Het monster zelf is wederom het slachtoffer van de omstandigheden en maakt tevens de grootste ontwikkeling van alle betrokkenen door. Van de abnormaliteit van het brein van het monster is niet veel te merken. Het is de onderontwikkeldheid ervan dat het monster parten speelt met daarbij de voortdurende afwijzing die hij ondervindt door zijn inmiddels slechte reputatie en afschrikwekkend uiterlijk. Hij maakt wel verscheidene doden in de film, maar dit gebeurt weer omdat hij feitelijk geen keus heeft. Positief gedrag van hem is dat hij het leven van een drenkeling wil redden en daarnaast keer op keer probeert door middel van gebarentaal met anderen in contact te komen. Tenslotte wordt hij geaccepteerd door een blinde kluizenaar. Pas nu begint de ontwikkeling van het monster zoals dat van het begin af aan had moeten gebeuren. De kluizenaar leert hem woorden uit te spreken en dingen met ‘good’ en ‘bad’ te verbinden. Wanneer het monster tot tranen toe geroerd wordt door zijn vriendschap met de kluizenaar is het onmogelijk geen sympathie voor hem te voelen en zelfs aan zijn kant te staan wanneer door toedoen van een paar dorpelingen aan deze vriendschap een einde komt. Uiteindelijk dwingt het monster wel Frankenstein om Pretorius te helpen bij diens werk een ‘friend like me’ te scheppen. Maar dit gebeurt alleen dan wanneer al zijn overige pogingen om door ‘normale’ mensen geaccepteerd te worden op niets zijn uitgelopen. Wanneer hij ook van het vrouwmonster niets dan afschuw ondervindt beseft hij dat hij nooit geaccepteerd zal worden (‘she hate me….like others’) en komt hij tenslotte aangaande het vrouwmonster en zichzelf tot het inzicht dat zowel Frankenstein als Pretorius van het begin af aan hadden moeten hebben: ‘we belong dead…’.
De omgeving komt overeen met die uit de eerste film. Het is ook weer de taak van de dorpelingen het monster in afschuw en al dan niet met geweld telkens weer af te wijzen en een massale klopjacht op hem te openen. Nog steeds nemen ze Frankenstein zelf niets kwalijk wanneer zijn schepping weer diverse doden op zijn geweten brengt.
Wat misplaatst lijkt in deze film zijn de scheppingen van Dr. Pretorius. De aanwezigheid van deze miniatuurmensjes in hun glazen potten heeft tot doel de ‘gestoorde genialiteit’ van Pretorius tot uitdrukking te brengen. Hun piepende stemgeluiden en hun vreemd en komisch bedoeld gedrag doen echter eerder afbreuk aan de film dan dat het een bijdrage levert, hoe knap het een ander voor die tijd ook in beeld is gebracht. Verder valt de als komisch bedoelde rol van de huishoudster Minnie ook uit de toon. Haar praatzieke en hyperactieve manier van doen komt te overdreven en te geforceerd over en roept slechts irritatie op in plaats van op de lachspieren te werken….
Bride of…van wie eigenlijk? Pretorius roept triomfantelijk ‘Bride of Frankenstein’ uit bij het tot leven komen van het vrouwelijk schepsel, maar ze is bedoeld als bruid voor het monster en niet voor Henry Frankenstein zelf. Zo levert ook deze uitspraak een bijdrage aan de schijnbaar eeuwige naamsverwarring van het monster met zijn schepper…..
Een aardig vervolg op de eerste film, maar aanzienlijk minder goed. De steeds terugkerende afwijzingen van de diverse dorpelingen en de late creatie van het vrouwmonster voegen niet veel toe aan datgene wat in het eerste deel al naar voren kwam. De pogingen om een soort humor in het verhaal te brengen komen geforceerd en averechts over. Vooral voor de liefhebber en diegene die zijn klassiekers wil kennen.
Frans Buitendijk
Waardering: 2
Bioscooprelease: 6 maart 1936