Bunny Chow (2006)

Regie: John Barker | 95 minuten | drama, komedie | Acteurs: David Kibuuka, Kim Engelbrecht, Kagiso Lediga, Joey Rasdien, Jason Cope, Keren Neumann, Salah Sabiti, Angela Chow, Deborah da Cruz, Loyiso Gola, Jakkie Groenewald, Charlene Karen Hayes, Tim Horwood, Andy ‘Admiral’ Kasrils, Danny K, Yule Mabena, Benji Magowan, Motlatsi Mahibila, Darlington Michaels, Rhomeez Petersen, Lorenz Rugheimer, Tiisetso Sefatsa, Tamsin van der Spuy, Louw Venter, Vuyisa ‘Breeze’ Yoko

De quasi-documentaire ‘Bunny Chow’, genoemd naar een curry-sandwich uit Zuid-Afrika, heeft het in zich om een sympathieke en doldwaze film te zijn, vol met droge grappen, amicaal leedvermaak, en amusante ontmoetingen met excentriekelingen. Immers, als je drie stand-up komieken neemt, elk met z’n eigen karakter en problematiek, en bij elkaar in een auto gooit op weg naar een festival, moet er bijna wel wat interessants uit voort komen. Helemaal als je hier een geflipte, blanke wannabe drugsgebruiker aan toevoegt. Deze belofte wordt echter maar mondjesmaat ingelost. ‘Bunny Chow’ blijkt een mild vermakelijke, maar evenzo vaak kleurloze en onopmerkelijke, roadmovie die de kijker toch voornamelijk onverschillig in plaats van geïntrigeerd achterlaat.

Het zwart-wit, handheld camerawerk, en episodische, schijnbaar plotloze verhaal dragen bij aan het documentaire-achtige gevoel van de film. Gesprekken en incidenten worden vaak niet gedreven door de plot en beginnen en eindigen meestal spontaan. Tegelijkertijd wordt de illusie van spontaniteit doorbroken door de invoeging van conventionele structuren en ontwikkelingen uit fictiefilms. Zo wordt het roadmovie-gedeelte afgewisseld met de beslommeringen van de vriendinnen thuis, wat een behoorlijk soapig karakter krijgt wanneer er een zwangerschap in beeld komt (met een voorspelbaar tripje naar de supermarkt voor de aanschaf van een tester) en elk van de dames twijfels zet bij de relatie. En natuurlijk gaat de zwangere vriendin haar stand-up vriend opzoeken op het festival. Ook is de dialoog van bijfiguren (of figuranten) soms onnatuurlijk en wordt deze opgelepeld door slechte acteurs.

Een groot probleem is dat de kijker weinig enthousiast wordt gemaakt over de reis van de personages, en tevens dat er geen sterke band ontstaat met deze groep. Er wordt niet goed duidelijk gemaakt hoe geweldig dit festival wel niet is voor dit groepje stand-up comedians. Hun passie wordt niet tastbaar gemaakt. In het begin van de film verklaart Dave dan wel expliciet dat hij niet geeft om een baan die goed verdient, maar dat hij iets wil doen waar zijn hart ligt (te weten stand-up comedy), maar buiten deze woorden om, wordt de kijker weinig inzichtelijks geboden. In plaats van gesprekken over hun dromen, en beelden van optredens, beperkt ‘Bunny Chow’ zich tot triviale gesprekjes en tamelijk op zichzelf staande scènes.

Deze scènes zijn dan gelukkig wel regelmatig de moeite waard. Zo is het amusant om te zien hoe Kagi zich in de door zijn vriendin aangehouden taxi – en later in haar bed – praat na één van zijn optredens. Zij wil dat Kagi zich meer bindt in hun relatie en sputtert wat tegen tijdens zijn avances, maar laat hem uiteindelijk wel toe. Ze moet namelijk toch wel lachen om zijn mooie praatjes. Ook een gesprek van David met een charmante vrouw op het festival – over zijn ideale kado: namelijk zíj, naakt in de doos – heeft een leuk speels karakter. Een wat geforceerde komisch element wordt ingevoegd door de maffe blanke vriend – of kennis – van het gezelschap: een op Johnny Depp in ‘Fear and Loathing in Las Vegas’ gelijkende man genaamd Cope. Hij krijgt zijn eigen komische drugsplotje toebedeeld, maar blijkt met al zijn kapriolen net zo vaak vermoeiend als grappig te zijn. Wél grappig is de scène op het festival waarin hij Kagi ertoe verleidt om zijn net aangeschafte, en zeer geconcentreerde, drug achterover te slaan. Wat natuurlijk helemaal misgaat.

Ook de met lekker beats doorspekte muziek is een positief punt van de film. Het geeft de film regelmatig een nieuwe impuls, en de hoop bij de kijker dat de film uiteindelijk toch een vlotte, aanstekelijke, en interessante reis zal worden. Dit blijkt jammer genoeg tegen te vallen. ‘Bunny Chow’ bevat soms leuke humor of (schijnbare) spontaniteit maar slaagt er te weinig in om een interessant verhaal te vertellen.

Bart Rietvink