C’mon C’mon (2021)

Recensie C'mon C'mon CinemagazineRegie: Mike Mills | 108 minuten | drama | Acteurs: Joaquin Phoenix, Gaby Hoffmann, Woody Norman, Scoot McNairy, Molly Webster, Jaboukie Young-White, Deborah Strang, Sunni Patterson, Jenny Eliscu, Mary Passeri, Brandon Rush, Brey’on Shaw

Na het overlijden van hun moeder zijn broer en zus, Johnny en Viv, van elkaar vervreemd. Wanneer de academicus Viv (Gaby Hoffman) voor haar zieke man moet zorgen, voelt ze zich genoodzaakt om de alleenstaande Johnny, een ongeschoren Joaquin Phoenix, te vragen om een tijdje op haar zoon Jesse (Woody Norman) te passen. In eerste instantie ziet de drukbezette radiomaker Johnny dit niet helemaal zitten. Echter langzaam ontstaat er onder Vivs bezielde begeleiding op afstand een vader – zoon dynamiek tussen Johnny en zijn parmantig neefje. Het in zwart-wit geschoten, licht nonchalante en hippe, ‘C’mon C’mon’ schuwt het liefst pretenties. Als een knuffelbare lobbes wroet de film in de relatie tussen kinderen en volwassen, en kruipt met universeel herkenbare situaties stiekem een beetje onder de huid.

De drijvende kracht achter ‘C’mon C’mon’ is renaissanceman Mike Mills, getrouwd met eveneens artistiek gymnaste Miranda July. Hij schrijft, regisseert, ontwerpt lp-hoezen en musiceert. Evenals in zijn aanstekelijke dramakomedies ‘Beginners’ (2010) ‘20th Century Women’ (2016), focust Mills op relaties tussen mensen en hun (emotionele) vindingrijkheid bij tegenslag, veelal uit het leven gegrepen. Eigenlijk heb je hier van doen met een traditionele humanist van Amerikaanse bodem – de mens mag er best wel iets van maken, of toch stilstaan bij wat ze goed kan doen en doorgeven tijdens het korte bestaan op de aardkloot.

De relatie tussen oom en neef is het kloppend hart van ‘C’mon ‘C’mon’. Daar rond heen zweven allerlei rake, en minder rake, observaties die tevens te maken hebben met het huidige radioproject van Johnny: hij interviewt kinderen door heel Amerika over hoe zij de toekomst zien. Met alle goede bedoelingen van dien, zonder toestemming van moederlief, sleurt hij Jesse mee op deze missie. Perfecte combo van educatie en babysitten ineen, hoopt Johnny. Naast het boeiend opvoedkundig drama tussen Johnny en Jesse liggen zodoende vier ‘interviewsteden’ in de filmstructuur besloten: Los Angeles, New York, Detroit en New Orleans. Aan de hand van de vier windrichtingen zet de film op documentaireachtige wijze jong en divers Amerika op de kaart en toont iets van dit gigantische land dat je onvoldoende ziet in Hollywood: de angsten en hoop van het jonge deel van de zwijgende meerderheid. Soms zijn interviews met de kinderen kleine en hoopvolle openbaringen. Bovendien zijn de lokaliteiten prachtig vastgelegd op camera door de Ierse cinematograaf Robbie Ryan, van onder andere ‘I, Daniel Blake’ (Ken Loach, 2016) en ‘The Favourite’ (Yorgos Lanthimos, 2018).

‘C’mon C’mon’ laat op gevoelige wijze zien dat ieder mens zijn gebreken heeft, van klein tot groot, en dat dit spanning tussen generaties kan opleveren. Toch heb je elkaar nodig om die spanning te beslechten en leert niet alleen het kind van de ouder, maar evenzeer andersom. Het contrast tussen de carrièrebewuste Johnny en de opgroeiende en wijsneuzerige Jesse verduidelijkt dit punt vorstelijk. De ene keer de beste vrienden, de andere keer kunnen ze elkaar achter het behang plakken. Waar ze ver weg van elkaar staan, manifesteren zich de pijnpunten. De winst in ‘C’mon C’mon’ zit in het naar elkaar toe groeien. Het enige jammerlijke is dat het verhaal dit vrij bekende mantra te vaak herhaalt. Daarom is de film een geslaagde, maar evenwel merkwaardige optelsom van tegenstrijdige impulsen geworden: universeel en speels, niet geheel doordringend, niettemin van heilzame kwaliteit.

Roy van Landschoot

Waardering: 4

Bioscooprelease: 31 maart 2022
DVD- en blu-ray-release: 26 juli 2022