Cassandra’s Dream (2007)

Regie: Woody Allen | 108 minuten | drama, thriller, misdaad | Acteurs: Ewan McGregor, Colin Farrell, Hayley Atwell, Sally Hawkins, Tom Wilkinson, Ashley Madekwe, Andrew Howard, Stephen Noonan, Dan Carter, Richard Lintern, Jennifer Higham, Lee Whitlock, Milo Bodrozic, Emily Gilchrist, Phil Davis, George Richmond, Phyllis Roberts, Tamzin Outhwaite, Cate Fowler, David Horovitch, Tom Fisher, Mark Umbers, Peter-Hugo Daly, John Benfield, Clare Higgins, Keith Smee, Michael Harm, Matt Barlock, Jim Carter, Paul Gardner, Maggie McCarthy, Richard Graham, Ross Boatman

Snelle, screwball-achtige dialogen, een hypochondrische, bebrilde Joodse New Yorker, inclusief bijbehorend accent, die de hele film aan elkaar lult. Woody Allen zoals we hem vroeger kenden, altijd de hoofdrol spelend in zijn eigen films, die naar eigen zeggen niet autobiografisch zijn, of waren, maar toch verdacht dicht bij de realiteit staan van de steeds ouder wordende regisseur.

Gaandeweg ontstond de nieuwe tendens zelf niet meer als hoofdfiguur in eigen films te spelen, wat een verfrissende beslissing is geweest. Zo schitterde John Cusack in ‘Bullets over Broadway’ (1994), een leuk verhaal rond een theaterschrijver die zich laat aftroeven door een gangster in de jaren 20/30 van New York. Vlak voor het nieuwe millennium nog een mooie (bijna) Allenloze film ‘Sweet and Lowdown’ (1999) met een ijzersterke Sean Penn als meester gitarist Emmet Ray. In het nieuwe Millennium waagt New Yorker Allen zich zelfs op het Europese continent, te weten Engeland, Londen om precies te zijn.

‘Cassandra’s Dream’ zou je, na ‘Match Point’ (2005) en ‘Scoop’ (2006) kunnen zien als de derde van een London-trilogie, een woord dat populair is tegenwoordig. Of Allen het ook zo bedoeld heeft blijft de vraag. Feit is wel, dat hij weer in geen van de films een hoofdrol speelt. Die eer laat hij aan een veelal jonge, veelbelovende cast.

Dit keer zijn Colin Farrell en Ewan McGregor aan de beurt. Ze overtuigen als twee broers, die in wezen geen zwaar bestaan hebben, maar wel zo hun problemen, die gaandeweg alleen maar groter worden, omdat ze weigeren hun beide benen op de grond te houden. In het eerste en sterkste deel van de film wordt dit gegeven uitstekend neergezet. Bij elke nieuwe scène voel je het ongemak groeien, dit moet een keertje mis gaan, deze bom gaat een keer barsten.

Toch ontwikkelt de plot zich niet als verwacht. De kant die Allen besluit op te gaan is niet erg verrassend en het geheel houdt vooral goed stand door het prima acteerwerk van de hoofdrolspelers, waarbij vooral Farrell weer overtuigt, in een rol die hij later voortzet in ‘In Bruges’ (2008); Farrell heeft het schijnbaar gevonden in personages waarin hij kwetsbaarheid kan combineren met een mannelijke en wat simpele, naïeve inborst.

Goed acteerwerk, een aardig verhaal, redelijk goede dialogen, redelijk spannend, vooral in het eerste deel. Best okay allemaal. Maar het feit blijft dat een en ander vrij rechtlijnig is uitgewerkt en dus niet voor grote verrassingen zorgt. Met een herkenbare soundtrack van Philip Glass, die je alleen wel even op het verkeerde been zet: de vioolpartijen van de openingstitels (witte ouderwetse letters op een zwarte achtergrond) doen denken aan een kostuumdrama, eerder dan aan een verhaal over arbeidersjongens die dromen van een ‘beter’ bestaan.

Arjen Dijkstra

Waardering: 3

Bioscooprelease: 17 april 2008