Crepuscule (2009)
Regie: Maartje Seyferth, Victor Nieuwenhuijs | 70 minuten | drama | Acteurs: Nellie Benner, Titus Muizelaar, Rietje Janssens, Arie van Dok, Maarten Wijsmuller, Philippe de Voogdt
In esthetisch opzicht valt er veel te genieten aan ‘Crepuscule’. Er is de semi-abstracte zwart-wit fotografie met interessante shots door spiegels en ramen heen, in slow motion draaiende borstelrollen bij de autowasserette, en extreme close-ups van actrice Nellie Benners ogen en lippen. Liefhebbers van de vrouwelijke vorm worden sowieso goed bediend, want Benners mooie naakte lichaam wordt veelvuldig en uitgebreid in beeld gebracht. Daarnaast is de industriële muziek van onder meer Pierre Bastien uiterst belangrijk in deze film, die het geheel zonder gesproken tekst moet doen. Een unheimische sfeer ligt vanaf de eerste seconde over de film heen door de diepe, als door een grote pijp geblazen tonen die op een dreigende manier inwerken op de kijker. Wat de film inhoudelijk te bieden heeft, is echter wat minder evident. Op plotniveau gebeurt er, zeker de eerste helft van de film, in ieder geval bijster weinig. Ongetwijfeld moet de film op thematisch en symbolisch vlak de kijker aan het denken zetten, maar deze blijft helaas teveel op een afstand door de obscure, introspectieve vertelling om inhoudelijk voldoende bevredigd te worden. Gelukkig maken beeld en geluid nog aardig wat goed.
Niet iedere film hoeft natuurlijk even toegankelijk te zijn. Er dient niet per se een verhaal verteld te worden waarin alles duidelijk wordt uitgelegd of getoond en netjes wordt afgerond. Sterker nog, films die prikkelen en de kijker zelf actief laten nadenken en invullen, zijn zeer welkom. Bij ‘Crepuscule’ dient zich echter verschillende keren de vraag aan of de bedoelde inhoud ook daadwerkelijk ondersteund wordt door de beelden. In hoeverre kan het meisje in de film als een geloofwaardig personage gezien worden in plaats van slechts als vertegenwoordiging van symboliek of beeldtaal? Natuurlijk is geloofwaardigheid een subjectief gegeven wanneer het om persoonlijkheden gaat. Immers, in haar hoofd kan er zich van alles afspelen dat het voor haar logisch maakt om zich op een bepaalde manier te gedragen. Echter, als de toeschouwer bij deze processen nauwelijks wordt toegelaten, zijn zaken als identificatie en betrokkenheid ver te zoeken. Wanneer hiernaast de thematiek ook tamelijk onduidelijk is, komt het geheel eerder als leeg of pretentieus dan als werkelijk diepzinnig over.
De toeschouwer weet helemaal niets van dit meisje, dat aankomt in Amsterdam, een morsig appartement betrekt, waarin slechts een orgel en een grote spiegel staan. Ze timmert wat spijkers voor kleding in de muur, pikt wat meubilair van de straat op, en neemt een baantje als pompbediende. Vervolgens gebeurt er het eerste half uur van de film niets van betekenis. Wanneer ze zich buiten haar appartement begeeft, maakt ze timide ritjes in de tram, loopt ze wat doelloos bij een brug te ijsberen, hangt ze rond bij een bouwkeet, en staart ze (en de kijker dus ook) minutenlang naar het water en voorbij vliegende vogels. Deze scènes slepen zich tergend langzaam voort zonder dat ze enige waarde voor de kijker lijken te bezitten, hoewel het opvalt dat ze net zo lang naar het water blijft kijken tot alle vogels weg zijn gevlogen, met uitzondering van een exemplaar dat op het water dobbert en vervolgens met zijn kopje naar beneden duikt. Is dit solitaire element – de overblijvende eenling – misschien symbolisch bedoeld? Ziet het meisje het als een parallel met haar eigen leven of gevoelens? Is het wellicht een voorbode voor wat komen gaat? Het is onduidelijk en niet veel meer dan een strohalm waaraan een kijker-met-goede-wil zich aan vast zou kunnen klampen.
Het is voor de kijker echt een kwestie van zoeken naar dit soort symboliek om tot inhoudelijke betekenis te kunnen komen. Het gebruik van naakt kan zo ook wellicht als meer dan slechts esthetiek en voyeurisme worden verantwoord. Zo kan misschien een contrast worden gevonden tussen het gedrag van het meisje buiten en binnen haar appartement. Buiten is ze teruggetrokken, gesloten, en timide, terwijl ze binnen alles letterlijk en figuurlijk open en bloot doet en ogenschijnlijk exhibitionistisch en fetisjistisch is. Een andere verklaring is nauwelijks te bedenken voor het feit dat ze vrijwel uitsluitend naakt in haar kamer zit en rondloopt. Ze kijkt naakt tv, zit naakt aan tafel haar eitje te eten, en doet naakt een Solitaire-achtig spelletje aan tafel, waarbij ze één voor één netjes in piramidevorm gerangschikte lucifers wegpakt. Dus ofwel vindt ze het erg prettig of kikt erop om naakt te zijn (omdat ze dit buiten niet kan of durft, misschien?), ofwel de knop van haar verwarming is kapot waardoor het binnen te heet is om kleren te dragen. Verder kan een soort innerlijk fetisjisme verklaren dat ze in naakte toestand en met hoge hakken orgel gaat spelen – want praktisch kan het toch niet echt zijn – en later een glimmend pistool streelt en hiermee langzaam haar lichaam betast. Op het eerste gezicht lijken dit soort scènes voornamelijk ingegeven te zijn door de esthetische en voyeuristische behoeftes van de filmmakers, maar er zou dus meer aan de hand kunnen zijn.
Dit pistool is overigens een verhaal apart. Wanneer de jonge vrouw slapend in bed ligt, wordt het ding ineens door een anonieme hand op haar kussen gelegd. Ogenschijnlijk nog steeds slapend, want met gesloten ogen, pakt ze het handwapen beet, brengt het onder de lakens, en beweegt er langzaam mee richting haar kruis. De manier waarop het pistool wordt geïntroduceerd, wil al zeggen dat dit object vooral als symbool moet worden opgevat. Misschien staat het voor macht, een (vals) gevoel van veiligheid, voor (aantrekkelijk) gevaar? Het moment dat het pistool wordt geïntroduceerd is daarmee ook van belang. Het pistool doet zijn intrede na de ontmoeting van de vrouw met een loerende man in een auto die ze die dag in de wasstraat is tegengekomen. Misschien droomt ze om deze reden het pistool op haar kussen. Maar het is vanaf dit punt dat het verhaal een donkere wending neemt. Haar leven zal nooit meer hetzelfde zijn. Het pistool lijkt haar in eerste instantie veiligheid te bieden en bezit een zekere aantrekkingskracht, waar macht in zijn algemeenheid om bekend staat. De aantrekkingskracht is tot op zekere hoogte seksueel. Wellicht is het naast de macht ook het gevaar dat zo’n dodelijk voorwerp biedt dat spannend en erotiserend werkt voor de jonge vrouw.
Het pistool is het begin van het einde. Ze wordt gestalkt door de man bij de wasserette, en voelt zich genoodzaakt haar pistool bij zich te dragen wanneer ze naar buiten gaat. Het is onduidelijk wat er precies gebeurt wanneer ze wordt belaagd door de man en een steegje in wordt getrokken, want alles gebeurt buiten het gezichtsveld van de kijker, maar na enige tijd, en een korte jump-cut, rent ze in paniek het steegje uit en schiet even later loos het bos in. Het leven van de vrouw is vanaf hier een neerwaartse spiraal. Ze schminkt zich zwart, timmert haar ramen dicht met wrakhout, en loopt nog wat doelloos door de stad, alvorens zich naar een brug te begeven met de bedoeling om zelfmoord te plegen. Even nog wil ze een vers schoongemaakte haring gaan eten, maar wanneer ze ziet hoe deze wordt opengereten, en hoe de graat blootgelegd is, rent ze snel weg om haar tram te halen. Het is niet duidelijk of dit een causaal verband inhoudt, maar de verscheurde vis lijkt ook hier een verbeelding van haar gemoedstoestand te moeten inhouden. Op abstract niveau kan er inhoudelijk gezien nog wel wat uit ‘Crepuscule’ gehaald worden. Ook op dit niveau blijft echter de vraag wat de makers nu precies met de film willen zeggen. Willen ze iets communiceren over de eenzaamheid van de mens, over het individualisme, het onvermogen tot communiceren? Of misschien dat veiligheid een illusie is en er sowieso risico’s in het leven genomen moeten worden? Dat de buitenwereld je altijd weet te vinden en het niet constructief is om je hiervoor af te sluiten? Dat de aanwezigheid van en de gedachten aan een pistool/gevaar/macht geen bescherming betekenen maar altijd inhouden dat deze elementen gebruikt zullen worden? Het is interessant dat de toeschouwer over dit soort dingen gaat nadenken, maar een consistente visie is niet echt waarneembaar. Het is allemaal te vaag en breed. ‘Crepuscule’ ziet er vooral mooi uit, en wat er verder door de kijker uitgehaald wordt, lijkt niet zozeer een verdienste van de film te zien, maar van de bereidheid van de kijker om extra betekenis in of achter de beelden te zoeken. De sfeer is vanwege de muziek nog redelijk mysterieus en de plot begint in de tweede helft tastbare spanning te bieden, maar voor het grootste gedeelte is ‘Crepuscule’ een minimalistische, ontoegankelijke karakterstudie zonder veel actie. Gelukkig biedt de aantrekkelijke vorm enige compensatie.
Bart Rietvink
Waardering: 2.5
Bioscooprelease: 2 april 2009