Dark Tales of Japan – Suiyô puremia: sekai saikyô J horâ SP Nihon no kowai yoru (2004)

Regie: Yoshihiro Nakamura, Masayuki Ochiai, Takashi Shimizu, Kôji Shiraishi, Norio Tsuruta | 89 minuten | horror | Acteurs: Kayoko Shiraishi, Shozo Endo, Kanako Fukaura, Yoko Maki, Miyako Yamaguchi, Yoshinori Okada, Tetta Sugimoto, Shunsuke Nakamura, Kyusaku Shimada, Shigenori Yamazaki, Yû Yamada, Moro Morooka

Vijf van Japans beste horrorregisseurs reiken naar de uiterste grenzen van angst”, schreeuwt de voorkant van de dvd-verpakking van ‘Dark Tales of Japan’ ons toe. Kijkend naar de inhoud en kwaliteit van de korte filmpjes stemt dit zowel hoopvol als ongelukkig. Hoopvol, omdat we nu redelijk comfortabel door het leven kunnen gaan, wetende dat onze angsten niet verder reiken dan dit, en ongelukkig omdat we in horrorfilms toch écht de stuipen op het lijf gejaagd willen worden, en als dit het beste is wat Japan te bieden heeft, kunnen we als kijker ons heil beter in andere landen zoeken. In het nabij gelegen Thailand bijvoorbeeld, dat met een film als ‘Art of the Devil II’ laat zien aardig op dreef te zijn wat expliciete, “gory”, horror betreft.

Nu hoeft de horror natuurlijk niet van het gore soort te zijn om goed te kunnen werken. Effectieve spookverhalen zijn immers Japans grote kracht in het genre. Echter, wat voor spoken of wezens er ook in de films voorkomen, echt eng wordt het hier weinig. We zien hier slechts glimpen van de potentie van Japanse horror.

Het eerste verhaal, over een volkslegende betreffende een vrouw, die zich vermoedelijk op handen en voeten voortbeweegt en acht ledematen heeft. Op basis van vage getuigenissen worden er schetsen gemaakt in sensatiebladen en de geruchtenmachine draait op volle toeren. Zolang er nog enige mysterie is over het ware uiterlijk van dit wezen, is dit filmpje nog wel matig interessant, maar na zo’n vijf minuten wordt het creatuur al getoond – eerst gewoon een vrouw dat op handen en voeten loopt, maar dat later een extra paar ledematen te voorschijn tovert, middels een weinig spannende transformatiescène. Elke mysterie is verdwenen zo gauw ze is blootgesteld. Nu is het nog wachten tot de journalist de vrouw op het spoor komt. Wel aardig is het moment dat hij een meisje tegenkomt dat de spinnenvrouw heeft ontmoet, en in sneltreinvaart haar verhaal doet, nog in shocktoestand verkerend. Wanneer ze de journalist overvalt, zien we een weinig opwindende achtervolging en wat wikkelingen in spinnenweb, maar eng wil het niet worden. Er komt nog wat matige cgi op de proppen om de spinnenhoedanigheid zo compleet mogelijk te maken, maar het helpt weinig.

Het tweede verhaal heeft amper een plot en is voorbij in tien minuten. Man komt in appartement van een vriend terecht, die daar op vreemde wijze uit is verdwenen. Alle kieren zijn met tape afgeplakt, en de vriend ziet op een video-opname hoe zijn maat langzaam gek werd in het appartement en tenslotte door een kier heen werd getrokken. Het heeft allemaal bijzonder weinig om het lijf, maar het filmpje kent wel enkele spannende momenten door spannende geluiden, gelach, en verschijnende klauwen. Maar net als je lekker aan het griezelen bent is het alweer voorbij. Jammer.

Verhaal nummer drie combineert twee centrale ideeën, die door hun samenkomen aan kracht verliezen. Enerzijds is er de vloek die, waarschijnlijk, is uitgesproken over de jonge vrouw, Muya, in de film, omdat ze een collega op kantoor heeft afgewezen toen hij haar mee uit vroeg. Anderzijds is er de gewoonte of vaardigheid van de moeders in haar familie om, wanneer er een dochter in levensgevaar is, zodanig te bidden en mediteren, dat moeder de plaats inneemt van dochter. Het visioen dat Muya hierbij ziet is de moeder (of oma) die opgeslokt wordt door een gigantisch hoofd – lijkend op een grote versie van de stuiterende hoofden van heks Yubaba in ‘Spirited Away’. Het is meer absurd dan eng. En het vloekgedeelte doet ook weinig verontrustends met de zenuwen van de kijker, al zijn we wel benieuwd hoe alles precies zal verlopen. Ook voelt de film het meest aan als een compleet verhaal, en kunnen we ons aardig identificeren met Muya, die daarnaast ook geen onaantrekkelijke beeldvulling vormt. Lichtelijk interessant, met enige mysterie, maar meer ook niet.

Het voorlaatste filmpje, geregisseerd door Takashi Shimizu, genaamd ‘Blonde Kwaidan’ (“kwaidan” is een volksverhaal met bovennatuurlijke elementen), is slechts de moeite waard in circa de eerste minuut, wanneer een Japanse toerist in een Amerikaanse taxi door Hollywood rijdt en kritiek uit op alle remakes in Hollywood van Japanse horrorfilms (waar hij zich nota bene zelf schuldig aan heeft gemaakt met de remake ‘The Grudge’, naar zijn eigen ‘Ju-On’). Het schrijnende is echter dat deze gerecyclede werkjes in ieder geval nog met enig gevoel voor film en spanning zijn gemaakt, in tegenstelling tot de slappe hap die we hier gepresenteerd krijgen. De man fantaseert over blondjes en ziet ook wat minder prettige visioenen met deze dames erin. “Blondes have more fun”, mag de uitdrukking dan luiden; van horror hebben ze geen kaas gegeten.

De laatste vertelling handelt over een kantoormedewerker die gevoelige, kostbare informatie steelt, om vervolgens te vluchten met zijn minnares. Terwijl hij in de lift staat om het kantoorgebouw te ontvluchten, heeft hij een gedenkwaardige ontmoeting met drie medepassagiers die mysterieus overkomen en veel over de man lijken te weten. Goedkoop gefilmd en geacteerd, maar de onzekerheid over waar het verhaal nu precies naar toe gaat, houdt de aandacht er enigszins bij. Wederom is er van spanning nauwelijks sprake, maar je zakt niet volledig weg als kijker. Pas tegen het einde van het filmpje wordt het verhaal wat grimmiger en krijgt het een macabere, en interessante wending. Jammer, nogmaals, dat we hier zo lang op moeten wachten.

Dan is er nog een verhaaltje in een bus dat, in drie delen geknipt, tussen de andere verhalen door gevlochten is, maar dat nauwelijks een naam mag hebben. Het is in feite een wat uitvoerige introductie en afsluiting van deze, in 2004 voor televisie geproduceerde, collectie horrorfilmpjes, die hopelijk niet het hoogtepunt van (recente) Japanse horror vormt, zoals de reclameteksten ons willen doen geloven.

Bart Rietvink