Days of Cannibalism (2020)

Recensie Days of Cannibalism CinemagazineRegie: Teboho Edkins | 79 minuten | documentaire

Een cultuurclash op de Afrikaanse hoogvlakte. Het koninkrijk Lesotho ademt iets mysterieus: in het enige land ter wereld dat in zijn geheel op meer dan duizend meter hoogte ligt leeft de bevolking aan de hand van tradities en rituelen. Omdat het land als een enclave geheel omsloten is door Zuid-Afrika en door zijn berglandschap lastig bereikbaar is, leefden de Basotho, die het grootste deel van de bevolking van Lesotho uitmaken, lang geïsoleerd. Het volk bestaat voornamelijk uit herders van koeien en schapen en verplaatst zich voornamelijk per paard. Voor de Basotho is hun vee hun rijkdom: hoe meer koeien en schapen je hebt, hoe rijker je bent. Alleen als het echt niet anders kan, verkoop je een dier. Hoe anders is dat voor de Chinese handelsreizigers die hun geluk tegenwoordig veelvuldig beproeven, juist in het onontgonnen Afrika. De Chinezen streven naar zo veel mogelijk winst met zo weinig mogelijk kosten en hun expansiedrift heeft nu ook de hoogvlaktes van Lesotho bereikt. Dat twee culturen die zo ver van elkaar afstaan geen vanzelfsprekende symbiose vormen, zal niemand verbazen. Teboho Edkins, een Amerikaanse filmmaker die een groot deel van zijn jeugd in Lesotho doorbracht (zijn voornaam betekent ‘dankbaarheid’ in het Sotho), volgde vier jaar lang de ontwikkelingen in en rond de plaats Thaba-Tseka, waar de plaatselijke bevolking met lede ogen toeziet hoe Chinese handelaars hun opmars maken.

‘Days of Cannibalism’ is geen rechtlijnige documentaire; voice-overs, titelkaarten, talking heads of welke vorm van duiding dan ook blijven achterwege. Daardoor is het in het begin best een beetje zoeken naar houvast en als je de synopsis niet van tevoren gelezen hebt, wordt het halverwege zo’n beetje pas duidelijk wat de rode draad is. Voordat het zover is worden we getrakteerd op prachtige vergezichten van het imponerende berglandschap van Lesotho. Edkins ziet er zelf parallellen in met de traditionele western, waarin de oorspronkelijke bewoners van het land overrompeld worden door nieuwkomers, pioniers met geheel eigen ideeën van hoe het leven ingericht moet worden. Goed, er wordt paardgereden en een stier moet worden gevangen met een lasso, maar daar houdt de vergelijking met het genre van de western wel op. In de eerste helft van de film zien we vooral veel concrete vormen van de mate waarin de Chinezen en de Basotho inmiddels met elkaar verweven zijn: Chinese winkeleigenaars met uitsluitend Afrikanen in dienst, Basotho in werkkleding met Aziatische namen op de rug. Het wordt al vrij snel duidelijk dat voor de Basotho vee (‘goden met natte neuzen’) van levensbelang is, zeker wanneer we mee mogen kijken bij een zitting in een rechtszaal. Twee Basotho-mannen worden ervan beschuldigd vijftien koeien te hebben gestolen en een gedeelte ervan te hebben verkocht aan Chinese handelaren. ‘Er is amper werk en we moeten onze gezinnen zien te onderhouden’, legt een van de daders voor ter verdediging. Maar de rechter is onverbiddelijk en veroordeelt de recidivisten tot maar liefst tien jaar cel. ‘We moeten een daad stellen’, vindt hij. Het is pas vanaf deze indringende rechtbankscène dat de film helemaal onze aandacht heeft.

Waar de verwijzingen naar de frictie tussen de twee bevolkingsgroepen voor dat moment vooral uiterst subtiel was (misschien wel té subtiel), zijn ze in de tweede helft van de film meer rechttoe-rechtaan. Vooroordelen, racisme en wantrouwen gaan over en weer. ‘Hoe lang ze ook voor je werken, ze zullen van je stelen’, menen twee Chinese handelaren. ‘Ze zetten ons af en buiten ons uit’, reclameert een Basotho-troubadour in een bar. Het geweten, de ‘voice of reason’, wordt gevormd door de dj van de plaatselijke radiozender, die oppert dat de Chinezen en Basotho meer naar elkaar zouden moeten toetrekken, om van elkaar te leren. ‘De Chinezen zouden ons moeten leren hoe wij ook zo’n succesvolle supermarkt kunnen opzetten. Wij kunnen hen op onze beurt dan weer vertellen hoe je het vee moet behandelen.’ Want dat steekt de Basotho misschien nog wel het meest: waar zij liefdevol met de dieren omgaan, het is immers hun inkomen, oudedagvoorziening en levensverzekering in één, zien de Chinezen koeien en schapen simpelweg als handelswaar. Maar ze kunnen met hun dikke portemonnees op de markt wél de beste, mooiste en grootste exemplaren wegkopen voor de neus van de armlastige lokale bevolking. Edkins observeert en doet zijn uiterste best om te laten zien dat het ook voor de Chinezen niet makkelijk is; dat ook zij met wantrouwen bejegend worden, opofferingen hebben moeten doen en zich eenzaam en vervreemd voelen. Desondanks kun je je niet aan de indruk onttrekken dat zijn sympathie vooral bij de Basotho ligt.

Iets meer duiding had deze documentaire over een ontwrichte machtsbalans en andere schaduwkanten van globalisering zeker naar een hoger plan getild. Want de thematiek rond economische migratie en de gevolgen daarvan op dit soort onontgonnen plattelandsgemeenschappen zijn buitengewoon interessant. Aloude structuren vervagen en maken plaats voor een nieuwe wereldorde waarin het de vraag is: wie eet er en wie wordt er gegeten? Zolang de twee groepen lijnrecht tegenover elkaar blijven staan en geen toenadering zoeken, zal de onderlinge spanning blijven oplopen.

Patricia Smagge

Waardering: 3

VOD-release: 23 april 2020 (Picl)