De zaak M.P. (1960)

Regie: Bert Haanstra | 90 minuten | komedie | Acteurs: Albert Mol, Ko van Dijk, Ingrid Valerius, Mieke Verstraete, Julia de Gruyter, Germaine Loosveldt, Ramses Shaffy, Julien Schoenaerts, Kees Brusse, Jaak Germain, Robert Maes, Marcel Cauwenberg, Robert Marcel, Paul Storm, Bernard Droog, Theo van den Bosch, Remy Angenot, Ton Beers, Marjan Berk, François Bernard, Jan Blaaser, Jan Blok, Annelies Bouma, Jan Cammans, John Cox, Jules Croiset, Nap de la Mar, Ellen de Thouars, Huib de Vries, Lou Geels, Lex Goudsmit, Jules Hamel, Marc Janssen, Herbert Joeks, John Leddy, Pierre Myin, Herman Niels, Piet Römer, Ger Smit, John Soer, Frans ’t Hoen, Jan van Ostade, Bob Verstraete, Guus Verstraete, Jeanne Verstraete, Roland Wagter

Bert Haanstra zelf vond ‘De zaak M.P.’ de slechtste film die hij ooit maakte, en ook door de pers wordt deze film, tezamen met ‘Een pak slaag’, doorgaans als de minste van Haanstra’s films gezien. Toch valt het allemaal best mee. ‘De zaak M.P.’ is dan misschien minder gestroomlijnd en aanstekelijk dan Haanstra’s speelfilmdebuut ‘Fanfare’, er is nog meer dan genoeg aanwezig om vrolijk van te worden.

De film is op eenzelfde manier gestructureerd als ‘Fanfare’, met als centraal verhaal een strijd tussen twee groepen, waarbij de groepseer op het spel staat en er continu heen en weer gesjouwd wordt met belangrijke objecten. In ‘Fanfare’ draaide het om twee van elkaar afgesplitste fanfarebands, die beide een muziekwedstrijd wilden winnen. In ‘De zaak M.P.’ is er een schijnbare strijd tussen België en Nederland terwijl het in feite alleen maar gaat tussen Camiel en zijn schoonvader op wie hij indruk wil maken. En in ‘Fanfare’ werden continu de korpsinstrumenten van elkaar gestolen, terwijl in ‘De zaak M.P.’ nationale beeldjes ontvreemd worden uit het land van herkomst. Ook speelt er in beide films een romance een rol tussen een man en vrouw van de twee rivalen.

Het voordeel van ‘Fanfare’ was dat dit alles gepaard ging met de muziek van de beide bands en dat de concurrerende groepen direct op elkaar reageerden en met elkaar in aanraking kwamen. ‘De zaak M.P.’ daarentegen is minder dynamisch door concentratie op de afzonderlijke acties, die daarnaast niet altijd even interessant zijn. Bovendien wordt de grap dat beide beeldjes op dezelfde plek verborgen liggen te vroeg ingeluid en is hij tamelijk belegen.

Maar de film heeft desalniettemin genoeg waardevols te bieden. Één van de sterke punten van ‘Fanfare’, Albert Mol, weet ook zijn positieve stempel op ‘De zaak M.P.’ te drukken. Zijn lange gezicht en sympathieke voorkomen kweken meteen goodwill bij de kijker en de fysieke komedie in de film heeft hij goed onder de knie. Een lach is zeker niet te onderdrukken wanneer hij met Manneken Pis in een ziekenhuis langs agenten en zusters probeert te geraken, en via het raam en de zich erbuiten bevindende steiger probeert te ontsnappen. Het resulteert in een scène waarin de steiger met het Manneken erop omhoog en omlaag beweegt, terwijl Camiel al op de grond is. Het ding verschijnt zodoende ineens voor het raam van een babykamer waar een zuster het ding in de gaten krijgt. Ze slaakt een gil en het moment later is het Manneken natuurlijk verdwenen. Een overbekende komische situatie, maar zeker niet onaardig uitgevoerd, zowel wat betreft Mols acteerwerk als Haanstra’s montage.

Het is merkbaar dat Haanstra een liefhebber is van de films van Jacques Tati; Mol beweegt zich op een vergelijkbare lichtvoetige manier voort in de film als Tati en wanneer Camiel met een kinderwagen met het Manneken Pis erin al draaiend en opspringend een drukke straat oversteekt, is het net alsof je even naar een film van de grote Franse komedieregisseur zit te kijken.

Tenslotte bieden grote namen als Ko van Dijk en vooral Kees Brusse de kijker nog enige verstrooiing met hun vertolkingen. En het is leuk om een erg jonge Ramses Shaffy langs te zien komen in zijn eerste filmrol. ‘De zaak M.P.’ is uiteindelijk een nog redelijk vermakelijke speelfilm geworden, wat Haanstra zelf en de toenmalige pers er ook van dachten. Nee, de film is niet bijzonder hilarisch, maar het is zeker geen onverdienstelijke komedie. Als dit werkelijk het slechtste is wat Haanstra gemaakt heeft, dan is dit goed nieuws voor de rest van zijn oeuvre.

Bart Rietvink

Waardering: 3

Bioscooprelease: 30 september 1960